Egyptenaren zijn nu even de weg kwijt
CAÏRO – De dag van de demonstratie. Zo zal vrijdag 8 juli de Egyptische geschiedenis ingaan. Want sinds de val van oud-president Hosni Mubarak waren er nog nooit zo veel mensen op het Tahrirplein. Een groot verschil met toen: van de euforische stemming omdat de dictatuur was afgeschaft en de deur naar de democratie wijd opengezet, was vrijdag, vijf maanden later, niet veel meer over.
Op het Tahrirplein hadden zich tussen de 30.000 en 40.000 mensen verzameld. In het midden van het plein was een tentenkamp neergezet met daarin een harde kern van betogers. Daarnaast het hoofdpodium, dat gedurende de dag werd gevuld met vertegenwoordigers van verschillende moslimorganisaties. Vooral de moslimbroeders waren nadrukkelijk aanwezig. Aan de westkant van het plein, aan de weg naar het gebouw van de Arabische Liga, een podium met vooral vertegenwoordigers van jongerengroeperingen. En in een andere uithoek van het plein een klein podium met familieleden van „de martelaren van de revolutie” en hun sympathisanten.
Veel mensen op het plein dus, en veel verschillende boodschappen. Geen spoor meer van die vastberaden eenheid, zoals tijdens de achttiendaagse opstand eerder dit jaar, die leidde tot de val van Mubarak. Maar misschien belangrijker: geen adres waar de demonstranten hun eisen konden neerleggen. Politici durfden zich niet op het plein te vertonen. En de legerleiding durfde de confrontatie met de demonstranten ook niet aan te gaan. De demonstranten gaven diverse en zeer afwijkende antwoorden op mijn vraag hoe het nu verder moest met Egypte. Ja, over één ding waren ze het eens: de legerleiding die het land tijdelijk bestuurt moet weg. ”Weg met generaal Tantawi” en ”Het volk wil vrijheid”, riepen ze. Vergelijkbare leuzen die 25 januari van dit jaar al galmden door de straten en over de pleinen van Egypte. Op de vraag wat er vervolgens moest gebeuren, volgde een pijnlijke stilte.
Nu Egypte worstelt met het leggen van een basis voor democratie, neemt het debat over de rol van het leger in de politiek met de dag toe. In hoeverre moet een leger zich met politiek bemoeien? Een prangende vraag in een land dat zestig jaar lang geleden heeft onder een militaire dictatuur.
Het debat is in een stroomversnelling gekomen nu steeds meer potentiële presidentskandidaten hun visie ventileren op de toekomstige rol van het leger. Deze week verscheen een lijvig rapport van de vicepresident van het hof van cassatie, Hesham al-Bastawisi, waarin hij uitgebreid zijn visie geeft op de militair-civiele verhoudingen.
Naast zijn primaire taak, de bescherming van Egyptes grondgebied, zou het leger de grondwettelijke orde moeten beschermen. Het document stelt voor dat de strijdkrachten de hoeder van een reeks „superconstitutionele principes” zouden moeten zijn, waaronder respect voor de mensenrechten, de bescherming van de rechten van minderheden, betrokkenheid bij internationale verdragen en overeenkomsten die Egypte al heeft ondertekend, sociale rechtvaardigheid, de onafhankelijkheid van de rechterlijke macht en vervolging van leden van het oude regime, de autonomie van de universiteiten, de verbetering van onderwijs en wetenschappelijk onderzoek en betrokkenheid bij het beschermen van de nationale veiligheid.
Maar daar zitten de Egyptenaren niet op te wachten. Het militaire establishment is de enige pijler van het oude regime die nog steeds volledig intact is. Door de kant van de demonstranten te kiezen tegen Mubarak maakte het leger zich aanvankelijk populair. En de generaals hebben bij herhaling beweerd dat zij zo snel mogelijk een burgerlijk democratisch bestuur zouden installeren.
Maar de tienduizenden demonstranten vinden dat van die beloften tot nu toe bitter weinig terecht is gekomen. Een paar weken geleden vroegen de demonstranten zich nog af of het leger de Egyptische democratie wel kan en wil beschermen. Vrijdag, tijdens de massademonstratie, zegden de Egyptenaren massaal het vertrouwen in de legerleiding op.