Binnenland

„Echte slimmerik niet in jeugdgevangenis”

LEIDEN – Criminele jongeren alleen maar keihard straffen, helpt ze niet verder. Maar de teugels te veel laten vieren, werkt eveneens averechts. Dat ontdekte psycholoog Peer van der Helm, die dinsdag aan de Vrije Universiteit in Amsterdam promoveert op het effect van het leefklimaat in een jeugdgevangenis op jonge gevangenen.

J. Visscher
4 July 2011 16:05Gewijzigd op 14 November 2020 15:41
Promovendus Peer van der Helm.
Promovendus Peer van der Helm.

Is er nog wat aan te doen aan jongeren die voor galg en rad opgroeien en om allerlei wandaden in een jeugdgevangenis belanden? Hoe kunnen behandelaars jonge criminelen het best aanpakken?

Die vragen staan centraal in het promotie-onderzoek van Van der Helm, hoofd van de afdeling onderzoek sociaal werk en toegepaste psychologie bij de Hogeschool Leiden. Hij bevroeg onder meer zo’n 150 jonge gedetineerden in de justitiële jeugdinrichting Teylingereind in Sassenheim. Verder is hij betrokken bij onderzoek in 24 instellingen op het gebied van jeugdstrafrecht en -zorg.

Wat is uw beeld van jongeren in jeugdgevangenissen?

„Het zijn nog kinderen. We praten over jongeren tussen 12 en 18 jaar. In hun jeugd zijn ze vaak verwaarloosd. Meer dan eens hebben ze een behoorlijke ontwikkelingsachterstand of een lichte verstandelijke beperking. Een jongen is bijvoorbeeld veroordeeld voor een zedendelict. Hij greep naar een meisje toen dat zei: „Pak me maar als je durft.” Hij begreep niet dat dat niet kon.

Een andere jongen deed mee met een overval. Een van zijn collegaatjes zei: „Hou jij het mes even vast.” Die jongen stond daar trots met het mes in zijn hand de politie op te wachten. De echte slimmeriken zie je vaak niet in de jeugdgevangenis. Die weten hoe ze uit handen van de politie moeten blijven.”

Bent u geschrokken van de hardheid van jongeren?

„Sommige jongeren hebben als het ware de luiken gesloten. Ze kennen vaak een lange historie van misbruik, verwaarlozing. Een kindsoldaat uit Midden-Afrika, die gruwelijke dingen heeft gedaan, vindt moorden heel gewoon. Zijn gevoelens zijn weggestopt in een diepe put. Het is heel moeilijk om daadwerkelijk met hem in contact te komen. Tegelijk geldt dat de meeste jongeren ten diepste een normaal leven willen. De bekende drie w’s: Wonen, wijf, werken.”

Sociaal werkers in jeugdgevangenissen moeten in de behandeling de „precaire balans” zien te vinden tussen enerzijds „opvoeden en sturen” en anderzijds „steunen en stimuleren”, schetst Van der Helm. „Een repressief leefklimaat van alleen maar straffen helpt weinig. Hoogstens leren kinderen zich verschuilen voor straf.

Als behandelaars echter werk maken van opvoeding en een vertrouwensband met jongeren opbouwen, kan er iets veranderen. Dan zegt een jongen die veroordeeld is voor een ernstig steekincident niet alleen maar: „Hij liep in mijn mes.” Dan leert hij dat het misschien handig is om later op een andere manier met mensen om te gaan.

Criminele jongeren komen uit een harde wereld, waarin ze niemand vertrouwen. Als in de jeugdgevangenis dat vertrouwen er wel komt, kan dat de recidive (herhaling van crimineel gedrag, JV) terugdringen. Van belang is ook om zingeving te bieden. Jongeren in jeugdgevangenissen hebben vaak een laag zelfbeeld. Bied ze perspectief. Zodat ze merken dat er meer is in het leven dan alleen maar ellende.”

Bestaat het gevaar dat behandelaars te soft zijn?

„Ja. Het gaat mis als een groepsleider alles maar toestaat, zoals drugsgebruik en grof taalgebruik. Als een medewerker zelf niet sterk in zijn schoenen staat, kunnen de gedetineerden de groep overnemen. Zowel een te repressief als een te soft beleid verhoogt de onveiligheid.”

De meeste jongeren in jeugdgevangenissen zijn van allochtone komaf. In hun cultuur worden misstappen vaak fors bestraft. Vinden zij dat ze er in Nederland goed vanaf komen?

„Jongeren ervaren het verblijf in een jeugdgevangenis als heel zwaar. De straf heeft op hen een behoorlijke impact.”

Zouden allochtone ouders meer moeten doen om hun kinderen op het goede pad te krijgen?

„Ik merk dat bijvoorbeeld in Marokkaanse kring meisjes heel strikt worden opgevoed en dat jongens aan hun lot worden overgelaten. Daar ligt de kern van het probleem. Als een meisje ’s avonds om zeven uur nog niet thuis is, wordt er 112 gebeld. Haar broertje van elf kan ongestoord rondzwerven. Studentes ervaren hun verblijf bij ons op de hogeschool als een ontsnapping aan dat milieu, terwijl hun broertjes in de criminaliteit terechtkomen. In Antilliaanse of Surinaamse gezinnen hebben kinderen vaak geen vader. Of hun moeder is dagenlang weg. Ik hoor verhalen van kinderen die al op hun zesde, zevende jaar op zoek moesten naar eten. Ik kan me daar zo kwaad over maken.”

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer