Flentropdirecteur Frits Elshout geniet het meest ín een orgel
Wat beweegt een negentienjarige om in z’n eentje van Amerika naar Nederland te verkassen? Frits Elshout klopte veertig jaar geleden aan bij orgelmakerij Flentrop in Zaandam. Hij werkt er nog altijd, tegenwoordig als algemeen directeur.
Frits Elshout formuleert bedachtzaam en is wars van ophef. „Voor alles wat ik bij Flentrop heb gedaan, ben ik gevraagd. Dat geeft een ontspannen gevoel.”
Het orgel heeft hem altijd geboeid. „Als kleuter speelde ik vierstemmige koralen op het harmonium. Ik was veel met klank bezig.” Na de verhuizing van Utrecht naar Scheveningen kreeg hij voor het eerst orgelles. Die lessen stopten nadat zijn vader, ds. A. Elshout, een beroep naar het Amerikaanse Artesia had aangenomen. „Het verblijf in de Verenigde Staten is het belangrijkst voor mijn muzikale vorming geweest. Ik was er twee jaar lid van het schoolkoor dat onder leiding van een professional stond. We zongen Bach en Schubert. Er ging een wereld voor mij open die ik nauwelijks kende.”
Hoe hij zijn liefde voor de muziek handen en voeten moest geven, wist Elshout niet goed. Daarom koos hij zonder veel overtuiging voor het onderwijzersvak. De ontmoeting met de Zaandammer Erik Verkade, zoon van de gelijknamige koekjesfabrikant, bracht een grote verandering. „Hij wist van mijn passie voor orgels en adviseerde een brief naar Flentrop te schrijven.” Elshout volgde die raad op, kreeg een positieve reactie en vertrok naar Nederland. Een keus van het hart. „Sommigen verklaarden mij voor gek, omdat ik het diploma van de ”high school” –vergelijkbaar met vwo– op zak had. Voor het geld hoefde ik het in elk geval niet te doen. Bij Flentrop verdiende ik in 43 uur de helft minder dan in mijn parttimebaan van 20 uur in Amerika.”
Spijt van zijn keus heeft Elshout nooit gehad. „Ik ben in 1971 in de pijpenmakerij begonnen en mocht al snel mee op karwei om het intoneren onder de knie te krijgen. De contacten met musici als Klaas Bolt, dr. Maarten Vente, Jan Jongepier, Willem Hülsmann en Albert de Klerk waren bijzonder inspirerend. Zij hebben mijn horizon verbreed. Dat laatste geldt ook voor de mensen uit allerlei landen met wie ik de afgelopen veertig jaar soms diepgaande gesprekken over geloofszaken voerde.”
De orgelmaker kwam naar eigen zeggen precies op het juiste moment in Zaandam aan. „De toenmalige directeur, Steketee, vond dat we zelf tongwerken moesten gaan maken om beter grip op deze registers te krijgen. Hij vertrouwde dit aan mij toe. Het begin van een levenslang proces, want tot op de dag van vandaag ontdek ik nieuwe dingen. Niet in de laatste plaats door het materiaal dat ik tijdens een restauratie onder handen krijg.”
Wat maakt tongwerken zo boeiend?
„Ik weet nu nog welke indruk de trompet in het kerk in Utrecht op mij als kind maakte. Ik denk dat mijn liefde voor tongwerken daar begonnen is. Wat mij intrigeert in deze registers zijn de klankrijkdom en de complexiteit van de toonopbouw. Het is niet zo’n kunst om geluid uit een tongwerk te laten komen, maar wel om zo’n register fraai te laten mengen in de totaalklank. Het is sowieso een uitdaging een orgel tot een mooi samenhangend geheel te vormen in plaats van een brok herrie af te leveren.
Een van de eerste instrumenten waarvan ik de tongwerken zelf mocht intoneren, is dat in de gereformeerde gemeente van Goes (1979). Het eerste complete orgel waarop ik mijn visie van a tot z mocht loslaten, staat in Washington (1981). Ik schaam mij niet voor deze instrumenten, al zou ik het nu op onderdelen anders aanpakken.”
Orgels bouwen is een stukje zelfverloochening, stelde uw voorganger Van Oostenbrugge eens.
„Klopt, want je moet open kunnen staan voor goede kritiek. Vanuit een ivoren toren opereren, is niet vruchtbaar. Adviseurs die langskomen, kijken fris tegen een orgel aan, terwijl jij er al weken mee bezig bent. Zij leerden mij vanuit de organist met klank bezig te zijn.
Soms kunnen commentaren pijn doen, omdat ze niet opbouwend bedoeld zijn. Mijn vader leerde mij critici niet te tellen, maar te wegen. Alleen zo kun je met onterechte kritiek omgaan, zonder erdoor beschadigd te raken.”
Wat kenmerkt een goed orgel?
„De klank raakt je emotioneel en gaat door je heen. Neem die prachtige resonans in de Prestant 8’ van het orgel in de Westzijderkerk in Zaandam. Ik zit er soms een uur enkel op dit register te spelen. Het gebeurt wel dat een orgel je even overweldigt, maar als de souplesse ontbreekt en de klank vooral hard en onbuigzaam is, kan het mij niet blijvend boeien. Een geslaagd orgel klinkt daarentegen poëtisch, sprankelend en krachtig, waarbij die drie elementen één geheel vormen. Goede voorbeelden daarvan vind ik onder meer de instrumenten van de Laurenskerk in Alkmaar en de Amsterdamse Westerkerk.”
De realisatie van die orgels vormde een hoogtepunt. Waren er ook dieptepunten?
Emotioneel: „Het plotselinge overlijden van Cees van Oostenbrugge in 2008. We konden ontzettend goed met elkaar overweg en vulden elkaar prima aan. Dat ik nu op de stoel van Cees zit, is geen vervulling van een jongensdroom. Ik geniet het meest als ik ín een orgel bezig ben. De dagen in het veld vormen oplaadmomenten voor me.”
Hoe heeft omgang met orgels en met mensen eromheen u de afgelopen decennia gevormd?
Na een stilte: „Die tijd heeft mij veel vreugde gebracht, al was het voor mijn vrouw en kinderen best pittig als ik lang in het buitenland zat. Ik ben dankbaar voor geschonken talenten en de mogelijkheid om die te kunnen benutten.
Alles wat ik als orgelbouwer doe, wordt door anderen becommentarieerd. Hoe meer ik met mijzelf bezig ben, hoe kwetsbaarder ik word. In dit vak moet je dus niet te lange tenen hebben én oppassen niet verbitterd te raken. Ik ben de afgelopen jaren milder geworden en heb de beperktheid van de dingen meer leren inzien.”
Elshout haalt een briefje uit zijn portemonnee. „Uit een van de boeken van ds. J. Overduin schreef ik dertig jaar geleden een citaat over dat weergeeft hoe ik in het leven wil staan. „Ieder eist voor zich vanuit het beperkte gezichtspunt de pretentie van het allesomvattende op. De menselijke geest is ook imperialistisch van aard. Elk deel wil het geheel zijn. Deze gestolen adeldom verplicht tot het dragen van ondraaglijke lasten en het wekt verwachtingen die nooit vervuld kunnen worden.” Kernachtiger ben ik het nooit tegengekomen. Met enige regelmatig haal ik dit briefje tevoorschijn. De inhoud maakt ootmoedig. Niets van wat wij doen, ook bij Flentrop, zal het menselijke overstijgen.”
–
Klankgeving
Frits Elshout (1952) groeide op in een predikantsgezin. In 1967 verhuisde hij naar Amerika, nadat zijn vader, ds. A. Elshout, een beroep naar Artesia had aangenomen. Vier jaar later ging hij bij orgelmakerij Flentrop in Zaandam aan de slag. Hij werd er pijpenmaker met de specialisatie tongwerken en intonateur. Vanaf 1998 had hij de leiding over de klankgeving. Sinds 2009 is hij directeur van Flentrop. Samen met collega Ko Boogaard bouwde hij het orgel van de gemeente waar hij lid is, de gereformeerde gemeente in Zaandam.