Opvallend is ook het verschil in het zogeheten ietsisme, het geloof dat er meer is tussen hemel en aarde: 36% van de doorsnee Nederlandse bevolking noemt zichzelf ietsist. Dit in tegenstelling tot de hoogleraren, waarvan maar 5 procent zich schaart achter deze levensbeschouwing. Het percentage theïsten (zij die geloven in het bestaan van een persoonlijk god) onder hoogleraren is 17 procent, in vergelijking met 24 procent van de bevolking. Dit terwijl 66 procent van de hoogleraren een theïstische opvoeding heeft gehad.

In het onderzoek is gebruik gemaakt van een online enquête, die door 33 procent van alle hoogleraren in Nederland is ingevuld.

Driekwart van de hoogleraren vindt dat binnen de wetenschap weinig tot geen ruimte mag zijn voor theïstische (vooronder)stellingen. Van alle respondenten neemt 20 procent een theïstische collega minder serieus. Hier merken de hoogleraren zelf echter weinig van: slechts 2 procent voelt zich minder serieus genomen vanwege zijn of haar levensovertuiging. Van de hoogleraren ervaart 64 procent spanning of zelfs een conflict tussen theïsme en wetenschap.

Gezien de hoge respons en de reacties die op de enquête volgden, blijkt dat het onderwerp onder hoogleraren leeft. Tijdens een nationaal debat op 10 september zal met Elaine H. Ecklund, die eenzelfde onderzoek uitvoerde in de Verenigde Staten, worden doorgepraat over het vermeende conflict tussen geloof en wetenschap.