Krijgsmacht nooit vrij van misstanden
Fraude, corruptie, belangenverstrengeling en misbruik. Het aantal meldingen over wangedrag in het leger steeg vorig jaar met ruim een derde tot 168. De vraag is echter of het aantal misstanden in de krijgsmacht daadwerkelijk is gestegen.
De gegevens die het Algemeen Dagblad vorige week naar buiten bracht, zijn geen verrassing. Met enige regelmaat halen wantoestanden binnen de krijgsmacht het nieuws. Dit voorjaar nog moest minister van Defensie Hillen zich in de Tweede Kamer verantwoorden, nadat bekend was geworden dat er bij de it-afdeling van de marine in Den Helder sprake was van machtsmisbruik, intimidatie en zelfverrijking.
Het was niet de eerste keer dat de Defensie Materieel Organisatie (DMO), waaronder de gewraakte marineafdeling valt, in opspraak raakte. Een klokkenluider bracht eerder al naar buiten dat er bij de DMO in de Haagse Frederikkazerne sprake was van machtsmisbruik, drugshandel en diefstal.
Een paar maanden daarvoor had Hillens voorganger, Van Middelkoop, een onderzoeksrapport naar de Tweede Kamer gestuurd dat de wantoestanden op militaire opleidingsinstituten aan de kaak stelde. Het rapport van onderzoeksbureau Blauw was niet mals: een derde van de studenten had wel eens te maken gehad met ongewenst (seksueel) gedrag. De onderzoekers concludeerden dat er vooral op de officiersopleidingen in Breda en in Den Helder sprake was van ongewenst seksueel gedrag en pesten. Problemen binnen de krijgsmacht komen volgens het bureau voort uit een gesloten cultuur, tradities en de grote sociale controle.
Een aantal jaren daarvoor, in 2006, sloegen onthullingen over seksueel wangedrag op het fregat Tjerk Hiddes in als een bom. Een vrouwelijk bemanningslid had aangifte gedaan van verkrachting. Het openbaar ministerie vond de aanklacht ongegrond. Er werden echter wel twee militairen veroordeeld vanwege de mishandeling van een vrouwelijke matroos.
Om de kwestie van de Tjerk Hiddes tot op de bodem uit te zoeken, ging een externe commissie onder leiding van Boele Staal van start. Zijn conclusie was helder: binnen de krijgsmacht komen pesten, ongewenst seksueel gedrag en discriminatie vaak voor.
Rotatiesysteem
Zonder iets af te doen aan de ernst van de misstanden binnen het leger, blijft het natuurlijk de vraag of het toegenomen aantal meldingen van wantoestanden betekent dat ze ook daadwerkelijk vaker voorkomen. Prof. dr. Désirée Verweij, hoogleraar militaire ethiek aan de Nederlandse Defensie Academie (NLDA) in Breda, beantwoordt die vraag ontkennend. „Misstanden worden vaker gemeld omdat er meer aandacht voor is. In de colleges militair leiderschap en ethiek wordt aandacht besteed aan moreel verantwoord gedrag en dus ook aan omgangsvormen en kritische reflectie daarop. De rapporten van Blauw en Staal laten zien dat de omgangsvormen structureel onderdeel moeten zijn van de opleiding. Dat gebeurt nu nog te weinig.”
Bijkomend probleem is volgens Verweij het rotatiesysteem in de defensieorganisatie. „Militairen blijven maximaal drie jaar op dezelfde plek zitten. Stel dat een leidinggevende ethiek en omgangsvormen tot speerpunten tot zijn beleid maakt. Als de man vertrekt, is het nog maar de vraag of zijn opvolger die speerpunten handhaaft.”
Leidinggevenden moeten volgens de hoogleraar goed worden opgeleid en bagage meekrijgen om misstanden snel te kunnen signaleren. „Op dat punt kan de opleiding zeker nog verbeterd worden.”
De cultuur binnen het leger kan volgens Verweij een voedingsbodem zijn voor wangedrag zoals pesterijen. „Defensie is een grote organisatie waarin mensen met diverse opleidingsniveaus werken. Ze heeft een monopolie op geweld. Van militairen wordt een zekere hardheid gevraagd. En terecht. Sommige leidinggevenden denken echter dat hun ondergeschikten daarom in geen geval moeten worden opgeleid tot watjes. Dat kan betekenen dat pestgedrag binnen hun eenheid of afdeling wordt gezien als iets waar je tegen moet kunnen en niet moeilijk over moet doen.”
Verweij vindt het op basis van haar contacten met de grote groepen aanstormende officieren lastig aan te geven hoe het zit met het besef van waarden en normen van de gemiddelde student. „Van sommigen heb ik een hoge pet op. Zij gaan het maken. Maar er zitten ook figuren tussen over wie ik mijn twijfels heb vanwege hun gedrag of ongenuanceerde uitlatingen.”
Stofnesten
Generaal-majoor buiten dienst A. van Vuren meent dat het algehele verval van normen en waarden in de maatschappij automatisch leidt tot misstanden in het leger. „Verplegers stelen van bejaarden, hbo-instellingen frauderen erop los en er heerst een enorme graaicultuur. Ik sta er niet van te kijken dat ook een grote organisatie zoals Defensie niet aan wangedrag ontkomt.”
In de tijd dat Van Vuren nog in actieve dienst was, kwam er al volop fraude voor, sust de oud-generaal. „Vooral binnen de landmacht. Niet zozeer bij de gevechtseenheden, maar veel meer in de zogeheten stofnesten, de bureaucratische diensten zoals de huidige DMO. In dergelijke organisaties treedt geleidelijk een soort verkalking op. Er wordt vaak leidinggegeven door militairen, maar die worden al snel weer overgeplaatst. Burgerpersoneel blijft meestal zitten. De sociale controle is sterk: „Ik weet iets van jou. Als je mij erbij lapt, weet ik jou ook te vinden.” Iedereen heeft iedereen in de houdgreep. Men houdt elkaar de handen boven het hoofd.”
Als er volgens de generaal buiten dienst eenmaal een rotte plek in een organisatie zit, beginnen andere mensen die niet het karakter hebben om er weerstand aan te bieden vanzelf mee te doen. „Bovendien werkt Defensie met gemeenschapsgeld, waardoor de kans dat werknemers minder voorzichtig omspringen met de centen groter is.”
Akkefietjes
Meer en strengere regelgeving is volgens Van Vuren niet de remedie tegen misstanden in het leger. „Het draait om de handhaving van de regels.” In zijn periode in het leger ging er wel eens wat mis als militairen met scherpe munitie oefenden. „Van hogerhand werd dan al snel een nieuwe inspectie toegevoegd aan de vier instanties die er al waren. Gevolg was dat inspecteur A dacht het niet zo nauw te hoeven nemen met zijn taak, want inspecteur B kwam ook nog langs. Bovendien voelde niemand zich verantwoordelijk. Op oefening in Canada zagen we dat de Britten geen persoonlijke wapeninspecties uitvoerden bij hun militairen. Hun commandant zei dat iedere soldaat zelf verantwoordelijk was voor zijn wapen. Er gebeurden binnen het Britse leger niet meer ongelukken dan bij ons.”
Het is volgens Van Vuren lastig te zeggen of de misstanden in het leger structureel zijn. „Ze zijn in elk geval niet goed voor het imago. In ons land is altijd al een kritische grondhouding richting het leger geweest. Vooral de linkse media hebben de neiging tot overbelichting. Ons leger heeft uiteraard een voorbeeldfunctie, maar we moeten het wangedrag wel in de juiste proporties blijven zien.”
Van Vuren ontkent niet dat ook binnen Defensie de tendens is om misstanden liefst toe te dekken. „Dat zie je bij alle bedrijven en organisaties. De krijgsmacht staat nogal in schijnwerpers. Dan wil je geen akkefietjes hebben.”
Sommige van die akkefietjes komen wel degelijk aan het licht, niet zelden door een zogeheten klokkenluider. Van Vuren is enerzijds blij dat door klokkenluiders fraude, corruptie en ander wangedrag aan het licht komen. Anderzijds is hij er beducht voor dat klokkenluiders een grote bescherming genieten. „Er zijn etterbakjes die nauwelijks iets te melden hebben, maar toch bepaalde incidenten aan de grote klok hangen om hun leidinggevende of wie dan ook dwars te zitten.”
Schuine mop
De affaire met de Tjerk Hiddes in 2006 bracht seksuele intimidatie van en wangedrag tegen vrouwen op een marineschip aan het licht. Vrouwen konden maar beter wegblijven uit het leger en al helemaal uit de marine, zo was de algemeen heersende opvatting.
Intussen is de situatie voor vrouwen in het leger sterk verbeterd, weet Anne Lay, die al zo’n 25 jaar voor Defensie werkt en voorzitter is van het Defensie Vrouwen Netwerk. „Er wordt wel eens een geintje gemaakt over vrouwen of een schuine mop verteld in mijn bijzijn, maar daardoor voel ik me niet bedreigd. Van de een pik je zoiets ook eerder dan van de ander.”
De attitude van een groot deel van de mannen in het leger is volgens Lay veranderd. „Vroeger trouwden ze met traditionele vrouwen die thuis achter het aanrecht stonden. Op de werkvloer zagen ze vrouwen die in het leger werkten als onnatuurlijk. De jongere generatie is veel meer gewend dat vrouwen werken, omdat hun moeder of vriendin dat ook doet. Daardoor is het gedrag van mannen ten opzichte van vrouwen verbeterd. Bovendien bewijzen we als vrouwen onze meerwaarde bij missies in moslimlanden. Moslima’s bijvoorbeeld willen niet behandeld worden door een man.”
Ondanks Lays optimisme over het gedrag van mannen in het leger blijkt uit recente cijfers van de NLDA dat de situatie voor vrouwen in de krijgsmacht tussen 2006 en 2008 nauwelijks is verbeterd. Ze zouden nog steeds slachtoffer zijn van pesterijen en seksueel geweld. Lay ontkent niet dat ze nog regelmatig hoort van dergelijk wangedrag. „Ik krijg signalen, niet zozeer over seksuele misstanden, maar eerder over intimidatie en machtsmisbruik door vooral mannen ten opzichte van vrouwen. Als een vrouw erg goed functioneert, kunnen sommige mannen dat niet hebben. Zij maken er geen geheim van dat ze vinden dat een vrouw maar secretaresse had moeten blijven. Sommige mannen zijn er gewiekst in om zichzelf te profileren door anderen naar beneden te trappen. Zij zien vrouwen als een bedreiging. Uit afgunst en jaloezie.”
Vrijblijvend
De legerleiding zou daar harder tegen moeten optreden, vindt Lay. „Elk krijgsmachtonderdeel heeft een vertrouwenspersoon en er is een inspecteur-generaal der krijgsmacht waar iemand met klachten terechtkan. Het probleem is echter dat deze personen geen bevoegdheden hebben om aan anderen sancties op te leggen. Ze hebben een puur adviserende rol. Uiteindelijk beslissen de commandanten zelf of ze een sanctie opleggen of niet. Ik maak het te vaak mee dat een commandant een advies van de vertrouwenspersoon of inspecteur-generaal naast zich neerlegt. Bij gedupeerden is dat de grootste frustratie.”
Het zou volgens Lay beter zijn als een externe instantie de klachten zou beoordelen en ook de bevoegdheid zou krijgen om sancties op te leggen. „Het is nu allemaal te vrijblijvend. Een klager die naar de vertrouwenspersoon gaat, verwacht dat hij of zij wordt geholpen. Als er vervolgens niets met de klacht wordt gedaan, draait het voor de klager uit op een enorme teleurstelling. Ik ken mensen die hun strijd hebben opgegeven en elders een baan hebben gezocht.”
Integriteit
Een van de instanties waar werknemers van Defensie terechtkunnen met klachten is de Centrale Organisatie Integriteit Defensie (COID). Het meldpunt doet ook onderzoek naar de integriteit van personen of afdelingen in de krijgsmacht. Niet altijd doet de instantie haar werk echter goed. In maart oordeelde de Nationale ombudsman dat het ministerie van Defensie slecht en onzorgvuldig onderzoek heeft gedaan naar misstanden bij het toewijzen van functies aan militairen. Defensie deed het onderzoek naar aanleiding van klachten van een militair. In 2009 stapte de man met een lijst van vijftien klachten over onder meer intimidatie, laster, gedwongen overplaatsing en tegenwerking naar de COID. Ze oordeelde op alle punten in het voordeel van Defensie. De ombudsman stelde echter dat het meldpunt er met zijn conclusie volledig naast zat. Volgens hem komt de COID afspraken niet na en kreeg de klager niet de kans te reageren op de zaak. Bovendien werden cruciale zaken niet op papier vastgelegd en weigerde de COID te spreken met een groot aantal getuigen van mogelijke misstanden.