Regeren is rechtvaardig zijn
In de Waalse Kerk in Den Haag wordt iedere derde dinsdag van de maand een residentiepauzedienst gehouden. Een Haagse predikant spreekt een meditatie uit, waarna een politicus van een van de christelijke partijen een toespraak houdt. Dinsdag 21 juni sprak André Rouvoet (ChristenUnie).
We denken vandaag na over Gods rechtvaardigheid. De Bijbel staat vol van deze eigenschap van God. Hij is de rechtvaardige Rechter. Het gaat om Zijn Koninkrijk en Zijn gerechtigheid. Hij dóét recht. Hij ís recht. Onrecht kan voor Zijn aangezicht niet bestaan.
Daar kunnen wij als mensen niet aan tippen, zult u zeggen. En overheden ook niet. Ik denk dat dat waar is. Gods rechtvaardigheid gaat ons begrip, en ook ons rechtsbegrip te boven.
En toch… toch wordt in de Bijbel wel van ons gevraagd om te zoeken naar Zijn gerechtigheid, om te doen wat recht is in de ogen des Heren. Zo heet dat. Denk maar aan Efeze 5 en 6, waarin Paulus spreekt over de verhoudingen tussen mensen: heer en slaaf, man en vrouw, kinderen en ouders. En dan schrijft hij bijvoorbeeld: „Kinderen, weest uw ouders gehoorzaam, want dat is recht.” (NBG 1951) In de Nieuwe Bijbelvertaling staat er: „want zo hoort het.” Daarin klinkt door dat wat rechtvaardig is niet zomaar wordt bepaald door de mensen zelf. Als afspraak of compromis. De uitkomst van onderhandelingen. Het recht van de sterkste. Of wat is vastgesteld bij meerderheid van stemmen. Nee: rechtvaardig is wat voldoet aan de goddelijke, voorgegeven norm van recht en gerechtigheid. Die kennen we niet zomaar. Die staat niet in een of ander handboek van het recht. We hebben deze goddelijke rechtvaardigheid, deze Bijbelse gerechtigheid niet in onze achterzak. Maar van ons wordt wel gevraagd om ernaar te zoeken. Luisterend naar de Rechter zelf. Zoekend bij het licht van zijn Woord.
Prof. W. H. Velema schreef daar ooit het volgende over: „Het gaat erom dat God recht heeft op ons leven en dat wij Hem geven waarop Hij recht heeft. Dat is: leven overeenkomstig Zijn verordeningen en inzettingen. Dat is gehoorzaam zijn aan Zijn bevelen.”
Geldt dit ook voor de overheid? Jazeker! In de geschiedenis van de christelijke staatkunde is voor de typering van de taak van de overheid niet voor niets vaak de uitdrukking „het bevorderen van recht en gerechtigheid” gehanteerd. Het is overigens niet vanzelfsprekend zo dat, omdat God rechtvaardig is, dit ook de kerntaak van de overheid is. God is ook liefde. Maar dat betekent niet dat de overheid zich eerst en vooral laat leiden door het liefdegebod. Dat is weer wel zo binnen het huwelijk. Dat is een liefdesgemeenschap. De staat is een rechtsgemeenschap. En dus worden de verhoudingen binnen die gemeenschap, tussen overheid en burgers, bepaald, genormeerd door het recht.
Een vaak aangehaalde uitspraak van Augustinus is dat „staten niets anders zijn dan roversbenden.” Maar het volledige citaat luidt: „Als de gerechtigheid ontbreekt, wat zijn staten dan anders dan roversbenden in het groot?”
Dat het recht leidend behoort te zijn voor het handelen van de overheid komen we op talloze plaatsen in de Bijbel tegen. Ik noem een paar Schriftplaatsen.
Deuteronomium 16:18-20: „Rechters en opzieners zult gij aanstellen in al de steden die de Here uw God u geven zal, naar uw stammen; zij zullen het volk berechten met een rechtvaardige rechtspraak. Gij zult het recht niet buigen; gij zult de persoon niet aanzien en geen geschenk aannemen; want een geschenk verblindt de ogen der wijzen en verdraait de woorden der onschuldigen. Gij zult alleen gerechtigheid najagen – opdat gij moogt leven en het land bezitten, dat de Here, uw God, u geven zal.”
Jeremia 21:11 (boodschap aan het koningshuis): „Doet recht en gerechtigheid, bevrijdt de beroofde uit de macht van de verdrukker, doet vreemdeling, wees en weduwe schade noch geweld aan en vergiet geen onschuldig bloed op deze plaats.”
En niet te vergeten die prachtige Koningspsalm, Psalm 72, die we zojuist gezongen hebben: „O God, verleen de koning uw recht, en uw gerechtigheid de zoon des konings. Hij richte uw volk met gerechtigheid, uw ellendigen met recht. Mogen voor het volk de bergen vrede dragen, ook de heuvelen, in gerechtigheid. Hij verschaffe recht aan de ellendigen des volks, Hij redde de armen, maar verbrijzele de verdrukker.”
Omdat God rechtvaardig is, wil Hij dat ook de richters, de heersers, de koningen, de regeringen van vandaag, rechtvaardig zijn, recht en gerechtigheid betrachten. In Spreuken 8:15, waar de goddelijke Wijsheid aan het woord is, lezen we: „Door Mij regeren de koningen en verordenen de machthebbers recht.” En Jesaja zegt: „Zie, een koning zal regeren in gerechtigheid en vorsten zullen heersen naar het recht” (32:1).
Met andere woorden: van overheden wordt gevraagd om rechtvaardig te zijn, recht te doen naar de goddelijke maat en norm, en zo de ander aan en tot zijn recht te laten komen.
Nu is uit deze Bijbelteksten natuurlijk nog niet meteen duidelijk wat dat recht nu inhoudt. Hoe weet je nu of een bepaalde belastingmaatregel of een bezuiniging al dan niet voldoet aan de norm van de Bijbelse rechtvaardigheid? Christenen trekken daarover lang niet altijd dezelfde conclusies. Verkiezingsprogramma’s van christelijke politieke partijen, die hun vertrekpunt zoeken in het Bijbels spreken, kunnen flink uiteenlopen. Is een budget voor ontwikkelingssamenwerking van 0,5 procent van ons nationaal inkomen niet en een budget van 1 procent wel rechtvaardig? En hoe zit dat met de begroting van Defensie? En met de bijstandsnorm? Of de bezuiniging op de persoonsgebonden budgetten? Is ons progressieve belastingstelsel rechtvaardiger dan een vlaktaks?
De Bijbel laat zich over al deze vragen niet in concrete zin uit. Er staan geen beslissende antwoorden op deze vragen, die zo in een verkiezingsprogramma of een regeerakkoord kunnen worden opgenomen en dan het stempel ”Bijbels rechtvaardig” kunnen krijgen. Daar zit altijd de verantwoordelijkheid van de mens tussen. In het Oude Testament de richter en later de koning. Nu van de christenpoliticus, die naar eer en geweten het Koninkrijk en de gerechtigheid van de Koning zoekt.
Maar we vinden in de Bijbel dus wel een aantal criteria dat ons zeer behulpzaam kan zijn in het concretiseren van die gerechtigheid. Het gaat om wat recht is in Góds ogen. Het gaat om het tot hun recht laten komen van de ander, maar ook van de schepping, de dieren en de natuur. En van maatschappelijke verbanden als huwelijk en gezin, de school, de kerk, het bedrijfsleven. En het gaat om het voorkomen dat de kwetsbaren in onze samenleving in de verdrukking komen en het afleggen tegen de sterken, de machtigen, de schreeuwers.
Daarom is Psalm 72 voor mij als christen in de politiek altijd mijn lievelingspsalm geweest. Daarom heb ik ooit, in een debat over de begrotingsregels, die bekendstonden onder de naam ”de Zalmnorm”, gezegd dat ik dat allemaal heel belangrijk vond, maar dat ik de ”Psalmnorm” nog veel belangrijker vond. Al het beleid, alle begrotingsregels, bezuinigingen en maatregelen, liggen onder het beslag van de opdracht aan de overheid om recht te doen, in het bijzonder aan „de arme, de geringe, en wie geen helper heeft.”
Ten overvloede: dit heeft dus allemaal niets te maken met links en rechts, progressief en conservatief. Het is simpelweg wat God Zelf vraagt van eenieder die regeringsmacht uitoefent en betrokken is bij wetgeving en beleid.
Het komt aan op recht doen, rechtvaardig zijn, als afspiegeling van de God van de Bijbel, Die rechtvaardig is. Wat is er mooier dan in die dienst van de rechtvaardige Koning der koningen te mogen staan, en de gerechtigheid van Zijn Koninkrijk te mogen dienen en bevorderen.
De auteur is oud-fractievoorzitter van de ChristenUnie in de Tweede Kamer.