Vught moest imago bezetter opvijzelen
VUGHT – In een cel van 9 vierkante meter werden 74 vrouwen samengeperst. Ventilatie was er nauwelijks. Toen de deur na veertien uur werd geopend, waren tien vrouwen overleden. De commandant van Kamp Vught werd voor dit bunkerdrama echter gestraft: het deed afbreuk aan de goede indruk die het kamp op het Nederlandse volk moest maken.
De Duitsers bekommerden zich daar nog steeds om toen Nederland al bijna vier jaar bezet gebied was en er sprake was van groeiend verzet, concludeert onderzoekster A. M. B. Meeuwenoord van het Nederlands Instituut voor Oorlogsdocumentatie (NIOD) in haar proefschrift ”Mensen, macht en mentaliteiten achter prikkeldraad. Een historisch-sociologische studie over kamp Vught (1943-1944)”, waarop ze vrijdag in Amsterdam promoveert.
Het Konzentrationslager Herzogenbusch, beter bekend als Kamp Vught, was van januari 1943 tot september 1944 in gebruik. Van de ongeveer 32.000 gevangenen kwamen er meer dan 750 om als gevolg van ontberingen of geweld. En dat ondanks het feit dat het Duitse bezettingsbestuur wilde dat het gewelddadige optreden van de bewaking gematigd zou zijn en de omstandigheden relatief leefbaar. De kampcommandanten Chmielewski, Grünewald en Hüttig conformeerden zich in grote lijnen aan deze opdracht, waardoor Kamp Vught niet zoals kampen in Duitsland, Polen en Tsjechië een toneel van gewelddadigheid en moorddadigheid was.
Bovendien zag het bezettingsbestuur zich wegens personeelstekorten genoodzaakt tot het inzetten van Nederlandse bewakers, en dat waren lang niet allemaal fanatieke nazi’s. Doordat het Nederlandse bewakingspersoneel en gevangenen dezelfde nationaliteit hadden en dezelfde taal spraken, bestond er een smallere kloof tussen de bewaking en de gevangenen, stelt de promovenda.
Het bunkerdrama dat tien vrouwen in januari 1944 het leven kostte, deed afbreuk aan de Duitse pogingen hun imago hoog te houden en daardoor verzet te voorkomen. Van de gewenste mildheid kwam overigens wel vaker weinig terecht: ex-gevangenen gaven later een emotioneel relaas van de mishandelingen en de terreur van de SS’ers in het kamp.
Meeuwenoord deed nog meer ontdekkingen in de honderden verslagen en brieven van oud-gevangenen die uit het kamp waren gesmokkeld of na de oorlog naar het NIOD werden verstuurd. Bijvoorbeeld dat er bij de niet-Joodse gevangenen irritatie bestond ten aanzien van het onderdanige gedrag van hun Joodse medegevangenen ten opzichte van de Duitsers. De Joden probeerden hiermee deportatie te voorkomen en hoewel de niet-Joodse gevangenen beseften dat de positie van de Joden hachelijk was, stuitte dat op onbegrip. Tegelijkertijd uitten de niet-Joodse gevangenen hun medelijden wanneer zij de vertrekkende transporten zagen. Opvallend is echter dat zij nauwelijks aandacht besteedden aan het feit dat de Joden louter vanwege hun afkomst, in plaats van om hun daden, werden opgesloten en gedeporteerd.
Kamp Vught had een afzonderlijke vrouwenafdeling. Daar zaten vier categorieën: politieke gevangenen die vastzaten wegens verzetsactiviteiten –dit was de grootste groep–, Joodse vrouwen, ‘asocialen’ –onder wie veel prostituees die geslachtsziekten onder Duitse soldaten hadden verspreid– en gijzelaars. Die laatste groep –zo’n 400– bestond vooral uit vrouwen die vastgezet waren om hun voortvluchtige mannen, zonen of broers ertoe te bewegen zich aan te geven.
Volgens drs. Meeuwenoord was het karakteristiek voor het vrouwenkamp dat ondanks de verschillende achtergronden geen van de groepen uitgesloten werd. Er was ook minder hiërarchie dan bij de mannen: oudere vrouwen die als leidster waren aangesteld, presenteerden zich meer als moeder van de barak dan als meerdere. In het vrouwenkamp werd nauwelijks geweld gebruikt, constateert de NIOD-onderzoekster.
Bij de nadering van de geallieerden in september 1944 werd Kamp Vught ontruimd: 2900 mannen werden naar Sachsenhausen getransporteerd en 650 vrouwen naar Ravensbrück.