Kerk & religie

Iraakse christenen zoeken veiligheid in eigen enclave

Zenuwachtig zwaaien de in het zwart geklede mannen met hun automatische geweren. „Danger, danger!” Snel moet ik een van de klaarstaande witte Toyota’s in. De mannen starten de motor. In vliegende vaart rijden we weg. Weg van het gevaar, weg van Mosul.

Jacob Hoekman
16 June 2011 19:25Gewijzigd op 14 November 2020 15:27
Een herder bij zijn schapen in het christelijke dorp Batnaya, in het noorden van Irak. De schijnbare vrede in het dorp is echter broos; soennitische radicalen in Mosul hebben het op de levens van christenen voorzien. Foto Jaco Klamer
Een herder bij zijn schapen in het christelijke dorp Batnaya, in het noorden van Irak. De schijnbare vrede in het dorp is echter broos; soennitische radicalen in Mosul hebben het op de levens van christenen voorzien. Foto Jaco Klamer

Batnaya ligt er schijnbaar vredig bij in de late middagzon. Een herder zit bij zijn schapen, die rustig zoeken naar iets eetbaars tussen de huizen.

Er klinkt muziek. Met vlagen golven de opgewekte tonen door de nauwe straatjes van het Iraakse dorp op de vlakte van Ninevé. Als ik dichterbij kom, hoor ik ook enthousiast gezang. Het blijkt een bruiloft te zijn. Enthousiast laten de bruiloftsgangers zich op de foto zetten.

En toch. Nog niet eerder heb ik het idee gehad zo dicht bij de moordcampagne tegen christenen te zijn geweest als vandaag, in dit gehucht met scharrelende kippen en rondstruinende schapen in Noord-Irak. Nauwelijks 10 kilometer verderop ligt Mosul, het vroegere Ninevé. Voor christenen is het vandaag de dag de gevaarlijkste stad van Irak – gevaarlijker nog dan Bagdad of Kirkuk. Soennitische radicalen richten er hun pijlen op christenen. Tientallen van hen kwamen de achterliggende jaren om het leven.

Een van hen is Sandy Shabib. Ze sterft, 20 jaar oud, als terroristen uit Mosul in mei 2010 een dodelijke aanval uitvoeren die is gericht op christelijke studenten. Sandy is dan met de bus op weg naar de universiteit in Mosul waar ze studeert, maar ze zal er nooit aankomen. Kort achter elkaar ontploffen een autobom en een tweede explosief. Tientallen studenten raken gewond, één man sterft ter plekke.

„Het was een dag als alle andere”, zegt haar zus Silvana Shabib (19). „Pas later die dag hoorden we dat het mis was. Sandy was zwaargewond geraakt en werd naar het ziekenhuis gebracht. Daar is ze een paar dagen later overleden.”

Ik spreek met Silvana op het plein van de universiteit in Baghdeda, een overwegend christelijke stad die net als het dorp Batnaya niet ver van Mosul ligt. In Mosul zelf komt ze zo min mogelijk. „Hier is het stukken veiliger.”

Baghdeda is een van de belangrijkste centra van christenen in het noorden van Irak. Wekelijks arriveren er nieuwe inwoners; bijna allemaal christenen die uit andere delen van het land zijn gevlucht en een nieuw bestaan willen opbouwen in de stad.

Maar ook in Baghdeda is de veiligheid broos. In het door sektarisch geweld verscheurde Irak zijn veel groepen slachtoffer, maar christenen hoeven al helemaal niet op clementie te rekenen als ze in handen vallen van sommige radicale soennitische groeperingen.

Om nieuwe moordpartijen zo veel mogelijk te voorkomen, hebben de nog overgebleven christenen de handen ineengeslagen. Het resultaat: na de val van Saddam Hussein in 2003 werd een zwaarbewapende christelijke militie opgericht die in de vlakte van Ninevé met zo’n 5000 man de christelijke nederzettingen probeert te beschermen.

Baghdeda krijgt daarbij prioriteit: alleen al in en rond deze stad zijn 1200 van deze paramilitaire christenen actief.

„We hebben niet de illusie dat we de terroristen kunnen bevechten”, zegt Fuad Arab, hoofd van de militie in Baghdeda. „Maar we kunnen wel proberen hen tegen te houden.”

Dat die bescherming effectief is, daarvan is Arab overtuigd. „Drie weken geleden waren er nog twee forse explosies op de markt. Zulke dingen gebeuren zeer regelmatig, ondanks dat we de vier uitvalswegen van de stad zwaar bewaken. Zouden we dat niet doen, dan zou het aantal aanslagen zonder enige twijfel sterk toenemen.”

Intussen pluk ik zelf ook de vruchten van de aanwezigheid van de christelijke agenten, die door de centrale overheid worden gedoogd. Want in Irak kan een journalist die christenen wil opzoeken twee dingen doen: zo onopvallend mogelijk te werk gaan, met alle risico’s van dien als hij toch wordt ontdekt, óf met alle toeters en bellen rondrijden. We kiezen voor het laatste. Dat betekent rondrijden in een colonne van witte Toyota’s, bevolkt door zwaarbewapende christelijke militieleden. In volle vaart razen we over de wegen, andere weggebruikers dwingend aan de kant te gaan. Het adagium van de chauffeurs is simpel: altijd doorrijden en nooit stoppen.

Christenen in Irak hebben weinig keus om zich op een andere manier verdedigen, denkt prof. Aziz Eliya. Hij is zelf ook christen en geeft les aan de universiteit van Erbil, de hoofdstad van het relatief rustige Koerdische noorden van Irak. Tijdens een ontmoeting spreken we over leven als christen in de verdrukking en over het voorbeeld van Jezus, die Zijn vijanden zelfs de andere wang toekeerde. Is dat de geheime kracht van christenen in een islamitische context zoals in Irak? Prof. Eliya schokschoudert. „Eerlijk gezegd heb ik een hekel aan die tekst van de andere wang. Weet je waar dat toe leidt? Tot een filosofie van de dood.”

Hij zwijgt even, herhaalt zijn woorden dan met kracht. „It is ”a philosophy of death”. Als je de zwakste bent, dan zul je het onderspit delven. Dan kun je hoogstens zeggen: Ik ga naar de hemel. Maar het eind van het verhaal is dat er geen christen meer over is in Irak. Daarom kunnen we niets met die tekst. We moeten ons weerbaar opstellen, we moeten terugvechten.”

Maar word je dan niet hetzelfde als je belagers? Prof. Eliya gaat er niet op in. Voor hem weegt veel zwaarder dat het einde van het christendom in Irak in zicht is als er niets gebeurt. Velen worden als slachtschapen vermoord – en nog meer anderen vluchten het land uit. Ook de vijf volwassen kinderen van prof. Eliya wonen bijna allemaal elders: in Zweden, in Australië. Maar zelf zal hij de laatste zijn die vertrekt. „Hier wil ik blijven, hoe dan ook. Hier hoor ik thuis, hier liggen mijn wortels. Ik laat me niet wegjagen.”

De enige duurzame oplossing voor christenen in Irak is een eigen autonome christelijke regio, denkt prof. Eliya. Zo’n veilige enclave moet de kooi vormen waar de dolende schapen van Irak terechtkunnen. Wie daar sterk voor ijvert, is de Chaldeeuws-Syrisch-Assyrische Volksraad, waarbij ook prof. Eliya zich aangesloten heeft. Een eigen paramilitair leger is er al en ook de grenzen zijn wat de volksraad betreft duidelijk: een flink deel van de vlakte van Ninevé, net boven Mosul (zie kaartje).

Maar over die grenzen is veel ruzie. Niet alleen ziet de Iraakse centrale regering het niet zitten dat christenen een eigen autonoom –en olierijk– gebied gaan besturen in Irak, ook de christenen zelf zijn het lang niet altijd eens. Hun onderlinge verdeeldheid weerspiegelt zich in de onmogelijke naam van de volksraad. Chaldeeuwse, Syrische, Assyrische en Aramese christenen vechten onderling al lange tijd over elk mogelijk detail, waarbij de cultuur soms minstens zo sterk de boventoon voert als de christelijke achtergrond. „Christen kan ik overal zijn”, zal prof. Eliya later die avond in een restaurant tegen me zeggen, „maar Assyriër ben ik alleen hier, in Irak. Dat is mijn leven, dat is mijn identiteit.”

De verdeeldheid gaat zo ver dat Aramese christenen uit Irak hun geloofsgenoten die zich Assyriërs noemen zelfs beschuldigen van betrokkenheid bij de dood van Sandy Shabib, de jonge christenstudente die vorig jaar stierf bij een bomaanslag op een bus.

De volksraad doet wat ze kan om de tegenstellingen te verminderen, maar dat kost tijd. Veel tijd. En juist dat is de achilleshiel van de christenen in Irak: die tijd is er niet. Het moorden gaat door, de massale exodus van christenen ook. „In dit tempo is er over vijftien jaar geen christelijke kerk meer in Irak”, sombert prof. Eliya. Zijn visie klinkt als een refrein, als een mantra bijna: „Alleen zelfbestuur kan ons nog redden.”

Terug naar Batnaya, het kleine christelijke dorp op een paar kilometer afstand van Mosul. We zijn er voor een paar interviews, maar nu de zon snel naar de horizon zakt, worden de paramilitairen van de christelijke militie steeds ongeruster. Zenuwachtig gebaren ze naar de auto’s. Weg moeten we uit Batnaya, weg uit de omgeving van Mosul. Als we het dorp in een razende vaart verlaten, een stofwolk achterlatend, zetten ook de schapen die tussen de huizen rondstruinen het op een lopen. Blatend en op een holletje verdwijnen ze achter de huizen – geen idee waarheen.


Bidden voor Ninevé

Ninevé, het huidige Mosul, staat centraal in de gebedsactiviteiten die Open Doors morgenavond en -nacht organiseert. Door het hele land zijn er bijeenkomsten waar christenen samenkomen om een nacht lang te bidden voor geloofsgenoten die vervolgd worden omdat ze Christus’ Naam belijden.

Ninevé staat symbool voor die vervolging, omdat de situatie in Irak de afgelopen tijd steeds moeilijker is geworden voor christenen. Op de jaarlijkse ranglijst van landen waar christenen worden vervolgd, steeg het land van de zeventiende naar de achttiende plaats.

www.opendoors.nl voor meer informatie over de Nacht van Gebed.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer