De erbarmer heeft zich een kind genomen!
Telde Nederland in 1960 nog zo’n 1600 moslims, twee moskeeën en geen enkele islamitische basisschool, anno 2003 liggen de zaken volstrekt anders. Ruim 850.000 moslims, 450 moskeeën, een steeds groter aantal basisscholen, een politieke partij in opkomst, twee universiteiten.
„De islam is enorm in beweging”, constateerde drs. J. J. Grandia zaterdag in Gouda. „Zowel getalsmatig als intellectueel. We kunnen er niet meer omheen.”
Grandia was een van de sprekers op de jaarlijkse toerustingsdag van de commissie allochtonen, onderdeel van het deputaatschap evangelisatie van de Gereformeerde Gemeenten. ”Is Isa Jezus?” luidde de titel van zijn lezing. „Nee”, was zijn antwoord. „Isa is volgens de islam een belangrijk profeet, net als Noach, Abraham en Mozes. Hij is de laatste profeet voor Mohammed, en neemt in de koran een bijzondere plaats in. Maar daar blijft het ook bij.”
Hoe beschrijft de koran Jezus? „Wanneer we soera 19:22-25 lezen, vallen een paar dingen op. We horen bekende namen: Zacharias, Johannes de Doper, Maria. Belangrijker is echter de opbouw van het hoofdstuk. Soera 19 sluit af met de opmerking dat Allah niet genoodzaakt is een zoon te nemen (88-96).”
Dit, zei Grandia, „geeft de geboorte van de Isa een heel andere weging dan in Gods Woord. Zijn -weliswaar maagdelijke- geboorte heeft niets met de vleeswording van het Woord te maken.”
Dat God een Zoon zou hebben, achten moslims een godslasterlijke gedachte. God is toch een Geest? In soera 3, het andere hoofdstuk waarin de geboorte van Isa wordt beschreven, lezen we het bijna grof: „De erbarmer heeft zich een kind genomen! Jullie (ongelovigen, christenen; red.) hebben echt iets afgrijselijks gedaan. Bijna zou de hemel ervan openbarsten, de aarde splijten en de bergen ineenstorten. Het past niet bij de erbarmer dat hij een kind neemt” (soera 3:88-93). Zo ook soera 4:169: „Verre is het van zijn lofprijzing dat hij zonen zou hebben.”
Zondeloos is Isa wel. „Maar die zondeloosheid heeft verder geen functie. Moslims hebben het borgtochtelijke lijden van Christus niet nodig. Waarom niet? Omdat ze de zondeval een heel andere invulling geven - zie soera 7:23 en 27. Je kunt het zelf wel in orde maken met Allah, door het doen van goede werken.”
Hoe vergeeft Allah dan? „Als hij dat wil”, zei Grandia. „Je kunt dat nooit zeker weten. Hij vergeeft, maar niet door Christus. Het is in de islam niet God mét ons, maar god bóven ons.”
Tussen christendom en islam zit een wereld van verschil, concludeerde de inleider. „Weliswaar gebruiken ze vaak dezelfde woorden, maar er is ten diepste geen enkele overeenkomst. Zetten we God en Allah, Jezus en Isa stiekem toch op een lijn, dan zijn we, volgens Gods wet, godslasterlijk bezig.”
Het is nodig dat moslims Allah, de koran en Mohammed opgeven, stelde Iz. van Rijssel in zijn lezing ”Van Isa naar Jezus”. „Dat ze die enige Naam zoeken te kennen Die onder de hemel gegeven is tot zaligheid.”
Wat betekent dit voor onze contacten met moslims - binnen het gestructureerde evangelisatiewerk en daarbuiten? Twee kernwoorden, aldus Van Rijssel: kennis en communicatievorm. Kennis: „Wat beweegt ons ten diepste? Hebben we door genade Godskennis gekregen? Zelfkennis, ook wat dit werk betreft? Christuskennis? Kennen we de Schriften - de gereformeerde leer van de twee wegen, de drie stukken?”
Ook kennis van de islam is echter absoluut noodzakelijk, zei de voormalig evangelist in Guinee. „We moeten weten wat er in de ander omgaat. Juist dan kunnen we ook twijfel proberen te zaaien. Moslims weten vaak maar weinig van de leer van de islam.”
Allah is een ongod, een afgod, zo citeerde Van Rijssel dr. ir. Van der Graaf met instemming. „En dat vraagt om een missionaire houding. Moslims zijn ten diepste heidenen. Om die reden is een dialoog onmogelijk.”
Wat dan? De discussie? De confrontatie? „Ook deze communicatievorm leidt uiteindelijk tot niets. De weg is die van Paulus in Athene. Leg een moslim uit dat de islam de ware religie niet kan zijn. Laat hem, zo tactvol mogelijk, de tegenstellingen in de leer van de islam zien. Lees het Oude Testament, en laat zien hoe dat vervuld is in het Nieuwe. Toon de rijkdom van het Evangelie en de armoede van de islam. In Guinee deed ik samen met een moslim bijbelstudie. De man was goed ontwikkeld. Ten slotte moesten we afscheid nemen. Nooit zal ik zijn woorden vergeten: „De twijfel is gezaaid.”
„Het Arabische woord voor God is Allah”, merkte iemand tijdens de forumdiscussie op. „Stel nu voor dat u een Bijbel zou moeten vertalen vanuit het Hebreeuws naar het Arabisch, welke naam zou u God dan geven?” Een moeilijke kwestie, erkenden de drie forumleden. „Ik vind het best jammer”, zo had Van Rijssel in zijn lezing gezegd, „dat God in veel Afrikaanse Bijbels is vertaald met Allah.” Maar hoe dan? Van Rijssel: „Een recent verschenen boek van G. J. O. Moshay, ”Wie is deze Allah?”, geeft onthullende dingen aan als het gaat om de vraag waar de naam Allah vandaan komt. Wellicht zouden we bij een vertaling daarom moeten denken aan het woord Jahweh.” „Het Hebreeuwse Jahweh in een Arabische Bijbel - dat roept wel heel wat op”, wierp forumleider ds. C. Sonnevelt tegen. „Misschien kunnen we toch het beste de naam Allah gebruiken, en dan heel goed uitleggen dat we daarmee een totaal andere God bedoelen”, suggereerde de vraagsteller. Ds. Sonnevelt: „Ik zou zeggen: laat in de vertaling in elk geval doorklinken dat God en Allah niet dezelfde zijn.”