Daniel Rouwkema: met Zwart in de rugzak naar Engeland
Hij stond jarenlang onder invloed van Willem Hendrik Zwart, ging zingen in een jongenskoor, dompelde zich ruim drie jaar onder in de Engelse koorwereld en komt nu met een cd met eigen kerkmuziek in Engelse stijl. Daniel Rouwkema (37): „Er zit nog heel veel Zwart in mijn muziek.”
Zo heet het in de cv van Daniel Rouwkema: „Een Nederlandse componist van Engelse kerkmuziek.” „Zijn werken voor koor en orgel lijken in Engelse kerken en kathedralen geboren.” „Een Engelse kerkmusicus uit Drenthe.” De namen van de bekende Engelse componisten Herbert Howells en vooral John Rutter vallen.
Rouwkema, nu woonachtig in Groningen, reageert laconiek. „Dirk Zwart van de Stichting Nieuwe Kerkmuziek, die mijn cd heeft uitgegeven, hoort in mijn muziek een mengeling van Howells en Rutter. Dat ervaar ik als een compliment. Ik vind zelf dat er nog heel veel van Willem Hendrik Zwart in mijn muziek zit. Neem mijn Magnificat. Daar zitten heel wat Zwartwendingen in. Ik streef er ook niet naar om een tweede Rutter te zijn. Met Zwart, Howells en Rutter in mijn rugtas heb ik een mengeling aan muzikale bagage bij me. Dat is wat mij betreft de Rouwkema-sound geworden. Neem mijn ”A Celtic Prayer”, een stuk dat inmiddels heel bekend is geworden. Dat is echt Daniel Rouwkema. Daarin laat ik mezelf zien.”
Rouwkema, die opgroeide in het Drentse dorp Smilde, is zelf verbaasd over de ontwikkeling die hij heeft doorgemaakt. „Ik wilde organist worden, een tweede Willem Hendrik Zwart. Ik ben opgegroeid in een niet-kerkelijk milieu. Als puber ging ik zelf naar de gereformeerde kerk in Smilde, om maar veel orgel te kunnen spelen.” Willem Hendrik Zwart (1925-1997), jarenlang organist van de Bovenkerk in Kampen, werd zijn voorbeeld. „In ons gezin werd er niet actief gemusiceerd. Ik had een voorbeeld nodig. En Willem Hendrik had een charismatische uitstraling. Ik beschouw hem als mijn muzikale vader.”
Hij bewaart er warme herinneringen aan. „Ik heb wat bij hem staan kijken. Daar leer je zo enorm veel van. En dan alle concerten die ik met hem meeging als registrant. Als we dan bij nacht en ontij weer aan de Acacialaan in Kampen kwamen, had mevrouw Zwart al een bed voor me klaargezet.”
Als organist in Smilde gaat hij helemaal in het Zwartspoor. „We hadden daar een elektropneumatisch orgel van De Wit. Daar klonk deze muziek prima. Vooral de oudere garde vond de stijl van Zwart prachtig. Bij de jongere generatie merkte ik echter dat ze een wat moderner idioom op prijs stelden. Toen we in 1993 in onze kerk een orgel van Pels en Van Leeuwen kregen, ben ik wel wat avontuurlijker gaan spelen.” Ook op het conservatorium in Zwolle (Harm Jansen) en Enschede (Gijs van Schoonhoven) is Rouwkema met andere muziek bezig.
Intussen werkt de Drentenaar bij een grote muziekzaak in Assen, waar hij onder andere orgels demonstreert. Op een goede dag komt zangpedagoog Bouwe Dijkstra, dirigent van het Roder Jongenskoor, daar binnen. „Hij was altijd op zoek naar nieuwe mensen. Hij vroeg me of ik niet als ”organ scholar” bij het Roder Jongenskoor wilde komen, voor de begeleiding. Maar dan moest ik wel eerst leren zingen! Dat heb ik gedaan. Ik ben bij de tenoren gaan staan, en daar ben ik gebleven.”
Dijkstra weet zijn liefde voor de muziek van de Engelse kathedralen en colleges choirs over te brengen op Rouwkema. Deze leert de muziek van binnenuit kennen, gaat op zangles en laat zijn stem scholen. Intussen brengt hij menig vakantie door in het Verenigd Koninkrijk, waar hij zich laaft aan de Engelse koormuziek en de anglicaanse liturgie.
Dan komt het moment waarop hij besluit zich echt onder te dompelen in de Engelse muziekwereld. „Er was een vacature voor tenor in het koor van de Metropolitan Cathedral in Liverpool. Dat zou wel wat voor me zijn. Ik solliciteerde en werd aangenomen. De koortjes die ik inmiddels had, zegde ik op. En ik vertrok in 2001. Na een paar dagen wist ik het echter zeker: Liverpool was mijn stad niet, ik zou er niet kunnen aarden.”
Een vriend wijst Rouwkema op een vacature in Chester, 35 kilometer verderop. „Een prachtig middeleeuws stadje met een intieme kathedraal. Prachtig!” Hij krijgt de baan in het Chester Cathedral Choir. „Elke dag om 17.00 uur een evensong, vanaf 16.15 uur generale repetitie. Het instuderen werd je geacht zelf te doen. Ik heb me een slag in de rondte gewerkt. Gelukkig had ik bijzonder fijne collega’s, die me verder hielpen.” Algauw krijgt de Nederlander de ”probationers” onder zijn hoede, degenen die opgeleid worden voor het koor. Hij wordt ingeschakeld bij de begeleiding van het koor, maakt kennis met de Engelse orgeltraditie, leert improviseren in Engelse stijl, raakt betrokken bij de orgelconcertserie. „Ik was een fanatiekeling.” Hij begint in deze tijd ook zelf koormuziek te componeren. Het stuk ”A Celtic Prayer” wordt al snel door uitgeverij Faber in Londen gedrukt en verspreid.
Na bijna twee jaar besluit de zanger het hogerop te zoeken. Hij solliciteert naar de functie van ”master of music” in de St. George in Belfast (Noord-Ierland) en wordt aangenomen. Hij heeft nu de verantwoordelijkheid voor de invulling van de liturgische kerkmuziek en is ook als organist betrokken bij het jongens- en mannenkoor. „St. George is een binnenstadskerk, zonder parochie, met een goed bestaand koor en een excellente muziekpraktijk. Terwijl andere koren in de buurt het moesten doen met oudere dames, had ik genoeg jongens en mannen.” Zijn repertoirekennis vanuit Chester komt de ”master of music” goed van pas. „Je moet toch steeds voor een kwartaal de muziek uitkiezen voor de liturgie en de dagelijkse evensongs.”
Rouwkema rekruteert nieuwe jongens, richt een meisjeskoor op, geeft muziekles aan de school. Toch loopt het niet lekker met zijn superieuren. „De ruzie hing steeds in de lucht.” Hij verlangt naar Nederland. „Als m’n moeder belde en vertelde dat het in Drenthe mooi weer was terwijl bij mij een druilerig regentje uit de lucht kwam, dacht ik: Wat doe ik hier?”
Zomer 2005 besluit Rouwkema terug te keren naar Nederland. Hij vestigt zich in de stad Groningen. Daar richt hij het Martini Jongenskoor Groningen op, waarmee een eeuwenoude traditie van jongenskoorzang in Groningen herleeft. Ook verbindt Rouwkema zich als dirigent aan twee kamerkoren (Choral Voices en Magnificat), aan twee mannenkoren (christelijk mannenkoor Leens en christelijk mannenkoor Valerius in Emmen) en aan het Toonkunstkoor Dokkum.
Bij elk van die koren probeert de dirigent zijn ervaringen in Engeland toe te passen. „Wij gebruiken hier vaak de stem van onderop, vanuit de borststem. In Engeland bouwen ze de stem van bovenaf op. Dan begin je met de kopstem en ga je naar beneden. Op die manier heb je veel minder stembreuk en krijg je een mooie menging. Uiteindelijk ontstaat er een heldere, lichte klank.” Al voert hij met zijn mannenkoren ook het geijkte geestelijk repertoire uit –„daar is eenvoudigweg behoefte aan”–, toch is Rouwkema voortdurend op zoek naar vernieuwend repertoire.
In 2010 besluit de dirigent nóg een kamerkoor op te richten, bestaande uit professionele en ervaren zangers: Canticum Groninghae. Doordat het koor naast vrouwelijke alten ook mannelijke countertenors heeft, is het optimaal geschikt voor de Engelse sound, zegt Rouwkema. „Het zijn allemaal mensen die ik al tien jaar ken en die precies weten wat mij voor ogen staat. Ook Euwe de Jong, die als organist bij het kamerkoor betrokken is, voelt mijn muziek precies aan.” Met Canticum Groninghae neemt Rouwkema februari dit jaar zijn eerste cd met eigen kerkmuziek op (zie kader).
Terugkijkend is Rouwkema blij met de ontwikkeling die hij heeft doorgemaakt. Voor de muziek van zijn eerste leermeester schaamt hij zich nog altijd niet. „Ik speel graag een stukje van Zwart. Laatst heb ik zijn trio over Psalm 36 weer eens laten horen tijdens een concert, met heel veel plezier. Of Psalm 25: zo slecht zit dat stuk niet in elkaar. Wat is er mis mee om dat te spelen? Ik zet daarna wel weer graag een stuk van Bach op de lessenaar.”
Religieus gezien mist Rouwkema in Nederland het nodige. „Ik ben laatst weer in Engeland geweest, en dan kom ik spiritueel herboren terug. We zouden hier een echte anglicaanse kerk moeten hebben, met rituelen, vaste vormen en veel ruimte voor goede koorzang. Ik ben geloof ik aan de verkeerde kant van de Noordzee geboren.”
Met zijn kamerkoor Choral Voices verzorgt hij in de Groningse Nieuwe Kerk iedere maand een ”choral evensong”. In dat ritueel ervaart hij iets van God. „Net als in Chester, toen ik in een soort kloosterorde zat. Daar leefde ik heel religieus, ja. Heerlijk!” Dat ziet hij dan ook als zijn roeping in Nederland: „Ik wil proberen mensen door mijn composities in Engelse stijl dichter bij een religieuze ervaring te brengen.”
Meer informatie: www.danielrouwkema.nl
Kerkmuziek
De cd met kerkmuziek van Daniel Rouwkema is een uitgave van de Stichting Nieuwe Kerkmuziek van Dirk Zwart. De cd bevat vocale kerkmuziek van Rouwkema op Engelse teksten. Daarnaast zijn vijf Nederlandstalige composities opgenomen: vier chants bij de Psalmen 84, 121, 122 en 131 en het lied ”Uw lente werpt haar licht vooruit” van dichter Sytze de Vries.
De composities worden in de Zwolse Peperbuskerk uitgevoerd door het kamerkoor Canticum Groninghae onder leiding van Daniel Rouwkema. Euwe de Jong bespeelt het Maarschalkerweerdorgel.
Klik hier voor meer informatie en geluidsfragmenten.