Hoogleraar orgelkunde Hans Fidom onderzoekt het klinkend resultaat
De nieuwe bijzonder hoogleraar orgelkunde aan de VU, dr. Hans Fidom, wil niet zozeer op zoek naar gegevens over het instrument orgel. De nadruk moet volgens hem vallen op de muziek die klinkt. Dinsdag 24 mei spreekt hij zijn inaugurele rede uit.
Op de dag van het interview moest Hans Fidom (1967) nog even naar de Togamaker, om het gewaad dat hij dinsdag zal dragen in orde te laten maken. Fidom schafte geen nieuwe toga aan, maar kreeg het exemplaar dat dr. Ewald Kooiman, zijn voorganger aan de VU, altijd droeg. „Ewald heeft ooit met een dikke viltstift zijn naam erin geschreven.”
Maar volgens de man van de Togamaker was het ambtsgewaad nog ouder. „Toen we beter keken, ontdekten we een tweede naam en een jaartal: Frans Stam, 1962. Prof. dr. Frans C. Stam werd in 1962 aan de VU bijzonder hoogleraar neuropathologie, een jaar later hoogleraar psychiatrie. Maar hij was ook een groot liefhebber van het orgel. Zo heeft hij er samen met Ewald voor gezorgd dat in de jaren 70 het Couperinorgel in de aula van de VU werd gerealiseerd. Blijkbaar heeft Ewald de toga van Stam overgenomen toen hij bijzonder hoogleraar orgelkunde werd. En nu ga ik er weer in lopen. Dat vind ik mooi, zo’n togatraditie rond het orgel.”
Fidoms leven staat in het teken van de koning der instrumenten. De in het Noord-Groningse Houwerzijl wonende musicoloog werd al vroeg betrokken bij het orgelproject in de voormalige Parkkerk aan het Vondelpark in Amsterdam: het Orgelpark. Sinds 2006 is hij in dienst van de stichting die van de Parkkerk een inmiddels internationaal bekend concertpodium maakte. Ook is het Orgelpark wetenschappelijk actief: Fidom leidt er het internationale Orgelpark Research Program.
Trots laat de musicoloog de concertzaal zien. Inmiddels huizen er vier pijporgels: een van Van Leeuwen (1954), een uniek Molzerorgel uit Wenen (circa 1913), een nieuw Frans-romantisch orgel van Verschueren (2009) en een orgel van Sauer uit 1922. Aan een replica van het oudste orgel van Nederland wordt momenteel gewerkt. Dan zijn er nog een kistorgel van Elbertse, twee vleugels –een Erard (1899) en een van Sauter (2002)–, een tweeklaviers kunstharmonium van Mustel en een bijzonder dansdraaiorgel.
Op deze vrijdagmiddag wordt alles in gereedheid gebracht voor een driedaags dansmuziekevenement. Vier dansers interpreteren daarbij onder andere een orgelpartituur van de Hongaarse componist György Ligeti als een choreografie. „Een feest op drift met orgelgedreun, pedaalgetrappel en een koor van mondharmonica’s”, aldus de aankondiging. Op de grond ligt een danser te trainen, terwijl op het Verschuerenorgel de jonge organist Age-Freerk Bokma eerst een deel uit een van Bachs triosonates en even later de bekende toccata uit de Vijfde Symfonie van Widor doorneemt. Fidom, lachend: „Daar kun je wel op dansen, ja.”
Het geeft de breedte aan van de missie van het Orgelpark: het orgel door een nieuwe presentatie en door combinaties met andere vormen van kunst integreren in het algemene muziekleven.
In die missie past ook het plan om opnieuw een bijzondere leerstoel orgelkunde aan de VU te realiseren. Sinds 1 mei vorig jaar is Hans Fidom voor één dag in de week benoemd. In het jaar dat hij bezig is merkte hij direct dat er behoefte is aan zo’n studierichting. „De VU is de enige plek waar studenten op wetenschappelijk niveau bezig kunnen zijn met de orgelkunde. Vroeger had je in Utrecht dr. Maarten Albert Vente, bij wie je terechtkon voor de ”organologie van het orgel”, dus de instrumentkundige kant ervan. Bij hem hebben mensen als Gert Oost (de orgelmakers Bätz) en Teus den Toom (de orgelmakers Witte) hun proefschrift geschreven.”
Aan de VU nam Ewald Kooiman, die daar al docent Oudfrans was, de draad van de organologie op toen hij in 1987 bijzonder hoogleraar orgelkunde werd. Fidom was in 2002 zijn eerste promovendus, met een studie naar de discussies over de orgelbouw in Duitsland tussen 1880 en 1918. Later volgde David Adams met een studie over Max Reger en Karl Straube. Vlak voor Kooimans plotselinge overlijden in januari 2009 verdedigde René Verwer aan de VU zijn proefschrift over Cavaillé-Coll in Nederland.
Fidom laat intussen op zijn hoogleraarspost de breedte van de missie van het Orgelpark terugkomen. Bewust wil hij aansluiten bij een actuele beweging in de muziekwetenschap: de vraag naar, zoals hij het noemt, de situationaliteit van muziek. Vandaar zijn inaugurele rede dinsdag over ”Muziek als installatiekunst. Orgelkunde, nieuwe muziekwetenschap en situationaliteit”.
Stellig: „Daarbij mag het zeker over de orgelbouw gaan. Maar ten diepste moet in orgelkundig onderzoek de orgelmuzíék centraal staan. Het gaat om wat er klínkt. Elke situatie waarin muziek klinkt is uniek. Je kunt partituren van Bach bestuderen, maar dat is niet alles. Iedere uitvoering van het stuk heeft een eigen klank, afhankelijk van de interpretatie van de organist, van de akoestiek, van de ruimte, van het instrument, van het tijdstip. Die situationaliteit wil ik onderzoeken.”
Concreet? „Als het over Feike Asma of Willem Hendrik Zwart gaat, kun je kijken naar hun biografie, de bladmuziek die ze uitgaven, de orgels die ze bespeelden. Maar uiteindelijk is de cultuur eromheen misschien nog wel belangrijker. Wat ervoeren mensen als ze in de Bovenkerk in Kampen zaten? Wat is het zogenoemde WHZ-effect? Dat is moeilijk te meten, dat geef ik toe. Je zult met andere onderzoeksgegevens moeten werken. We zullen daarom steeds vaker met e-publicaties komen, waarin film- en geluidsfragmenten een rol spelen.”
Inmiddels is een aantal studenten aan de slag gegaan. Iemand bestudeert de geschiedenis van het Haarlemse Internationaal Improvisatieconcours aan de hand van NCRV-opnamen. Een ander zoekt naar de invloed van feedback van het publiek op improvisaties. Een derde bekijkt de registratieaanwijzingen in de partituren van Samuel de Lange sr. om erachter te komen hoe deze wilde dat het klonk.
Fidom: „Zo’n situationele benadering blijft lastig, want je probeert iets te vangen waarvoor geen woorden zijn. Tegelijk leent juist de orgelkunde zich voor deze aanpak, omdat bij orgelmuziek duidelijker dan bij andere muziek merkbaar is hoezeer wat er klinkt en gebeurt bepaald wordt door de situatie.”
Symposium en concours
De inauguratie van dr. Hans Fidom als bijzonder hoogleraar orgelkunde aan de Amsterdamse VU, dinsdagmiddag 24 mei, vormt het startschot van een internationaal symposium in het Amsterdamse Orgelpark rond het thema ”improvisatie”. Tijdens het symposium, dat duurt tot en met vrijdag 27 mei, worden de resultaten van het Orgelpark Research Program gepresenteerd en geven internationale experts hun visie op aspecten van het improviseren: Bach en de kunst van het improviseren, improviseren in oude stijl, historische composities beschouwd als improvisaties, Dupré en improvisatie, Messiaen en improvisatie, hoe te luisteren naar improvisaties et cetera. Bekende improvisators als Peter Planyavsky (Oostenrijk), Bine-Katrine Bryndorf (Denemarken), Tomasz Adam Nowak (Polen) en Jos van der Kooy (Nederland) geven praktische improvisatielessen.
Het symposium in het Orgelpark wordt vrijdag afgesloten met het zesde Nationaal Improvisatieconcours, dat bedoeld is voor Nederlandse organisten tot 40 jaar. De winnaar krijgt niet alleen een geldbedrag van 1000 euro, hij mag ook door naar het Internationaal Improvisatieconcours in Haarlem, volgend jaar zomer. De drie deelnemers aan het concours zijn: Geerten Liefting (1983), Harmen Trimp (1984) en Wouter van der Wilt (1980). De laatste was twee jaar geleden de winnaar van het vijfde Nationaal Improvisatieconcours (zie de kolom rechts).
Meer informatie: www.orgelpark.nl