Kerk & religie

Verzet tegen genade

Rom. 13:14

20 May 2011 10:11Gewijzigd op 14 November 2020 15:03

„Maar doet aan de Heere Jezus Christus, en verzorgt het vlees niet tot begeerlijkheden.” Ik brieste in mijn geest in onstuimige verontwaardiging, dat ik er niet aan toekwam een verbond aan te gaan met U, mijn God, hoewel al mijn beenderen schreeuwden, dat ik het moest aangaan, en het met lofprijzing verhieven tot de hemel toe: en toch behoefde men daartoe niet te komen met schepen of met wagens of te voet, niet eens over de afstand, die ik van het huis gegaan was tot de plaats, waar wij zaten. Want niet alleen het gaan, maar ook het bereiken van het doel was niets anders dan te willen gaan, maar dan sterk en geheel en al te willen, niet de half gewonde wil heen en weer te slingeren, zodat het ene deel, dat opstond, streed met het andere deel, dat neerviel (… )

Zo veel dus deed ik, waar te willen niet hetzelfde was als te kunnen: en toch deed ik dat niet, wat ik met een onvergelijkelijk veel sterkere neiging begeerde en wat ik terstond, als ik het gewild had, zou gekund hebben, omdat ik het terstond, als ik het gewild had, juist gewild had. Want daar was het vermogen hetzelfde als de wil, en het willen zelf was reeds het doen; en toch gebeurde het niet, en gemakkelijker gehoorzaamde het lichaam aan de zwakste wil der ziel, zodat op haar wenk de ledematen zich bewogen, dan de ziel zichzelf gehoorzaamde door haar sterke wil door te zetten alleen daarin, dat ze wilde. Aurelius Augustinus, bisschop van Hippo

(”Confessiones”, 401)

Meer over
Meditatie

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer