Christelijke opvoeding in Pakistan door blasfemiewet in problemen
APELDOORN – De wet op godslastering heeft veel christenouders in Pakistan zó bang gemaakt voor misbruik door moslims dat ze hun kinderen thuis trainen in het geven van ontwijkende antwoorden op lastige vragen over de Koran of de profeet Mohammed.
De kans dat kinderen en hun christelijke ouders door lastige vragen van moslims in de problemen komen is niet denkbeeldig. De blasfemiewet die het land al vele jaren kent, is gemakkelijk door moslims te misbruiken om er allerlei conflicten met christenen mee te beslechten. Bekend is de zaak tegen Asia Bibi, moeder van vijf kinderen, die nog altijd vastzit op beschuldiging van godslastering. Over haar is de doodstraf uitgesproken, maar ze wacht nog altijd in hoger beroep haar vonnis af. Pakistanen die het voor haar opnemen, moeten vrezen voor hun leven. Dat ondervonden ook twee prominente Pakistanen die zich tegen de blasfemiewet hadden uitgesproken – vanwege het gemakkelijk misbruik ervan. Ze werden begin dit jaar door moslimradicalen vermoord: de gouverneur van de provincie Punjab Slaman Taseer en minister van Minderheden Shabaz Bhatti.
Dat christenouders hun kinderen voor problemen proberen te bewaren, is daarom alleszins begrijpelijk. Een 30-jarige vrouw uit Lahore vertelde een medewerker van Compass Direct vorige week dat haar ouders haar thuis standaardantwoorden aanleerden. Op de vraag wat ze denkt van de Koran en wat van Mohammed, moest ze reageren met: „Als christen lees ik enkel de Bijbel, bovendien kan ik geen Arabisch lezen.”
Kinderen wordt op het hart gedrukt om op school nooit over godsdienst te discussiëren. „Praten over je geloof, dat doe je thuis”, aldus de anoniem gebleven vrouw.
Sommige christenouders vertellen hun kinderen helemaal niets meer over de Heere Jezus, bang als ze zijn dat ze op school op de een of andere manier in een fuik van woorden worden gelokt. Christelijk opgevoede kinderen in wijken met alleen maar moslims spelen niet met vriendjes buiten -– te riskant, vinden hun ouders.
Voor veel volwassen christenen in Pakistan was er de afgelopen weken echter geen ontkomen aan. Zo was in Gujranwala, een stad met ruim 4 miljoen moslims en 100.00 christenen in het noordoosten van het land, de spanning te snijden. Geruchten dat christenen de Koran ontheiligd hadden, bleven er namelijk hardnekkig de ronde doen.
De mensenrechtenorganisatie Asian Human Rights Commission meldde op 3 mei een aanval van een menigte op christenen in Aziz Colony en Gulzar Colony, beide gelegen in Gujranwala. Er zou een dag eerder op een begraafplaats die grenst aan de door christenen bewoonde wijken een verbrande Koran zijn gevonden.
Een woedende menigte, uitgerust met stokken, ijzeren staven en stenen, rukte daarop op naar de twee woonwijken van christenen en in de richting van het Presbyteriaans Theologisch Seminarie, de presbyteriaanse kerk en de technische school van de kerk. Duizenden christelijke bewoners ontvluchtten hun huizen.
Dominee Eric Isaac werd ervan verdacht hoogstpersoonlijk de Koran in brand te hebben gestoken. Meer dan 2000 betogers vielen daarom zijn schooltje aan, trapten de deuren van de lokalen in en sloegen het interieur aan stukken.
Ruim een week eerder, op 19 april, had een soortgelijk gerucht in deze stad geleid tot de arrestatie van Mushtaq Gill en zijn zoon Farrukh Mustaq Gill. Ook zij zouden Koranteksten hebben „ontheiligd.” Toen de twee eind april werden vrijgelaten –de politie vond geen bewijs dat ze schuldig waren– vielen honderden moslims de woningen en scholen van christenen aan, evenals een kerkgebouw van de presbyteriaanse kerk.
Dat christenen in Pakistan tweederangsburgers zijn, ondervond ook de 24-jarige Sehar Naz op 14 april, in Faisalabad, een stad in de provincie Punjab. De jonge vrouw werkt er op de verkoopafdeling van een verzekeringsbedrijf van de staat. Op die 14e april werd ze, zittend met enkele collega’s in een auto, door de politie tegengehouden en ondervraagd. Een van de ondervragers bleek een hooggeplaatste medewerker van de Pakistaanse geheime dienst, de Inter Services Intelligence (ISI), die zichzelf voorstelde als Arif Artif Rana. De man vroeg Sehar Naz om haar identiteitspapieren, en toen hij zag dat ze christen was, sommeerde hij haar uit de auto te stappen en met hem mee te gaan. Hij zei een telefoontje te hebben gekregen om haar aan te houden. Sehar Naz’ collega’s protesteerden, maar werden daarop met de dood bedreigd. En de politie? Die stond erbij en keek toe. Een lid van de gevreesde Pakistaanse geheime dienst werk je immers niet tegen.
Sehar Naz werd op een scooter meegenomen en vier dagen lang door haar ontvoerder verkracht. Op 18 april dumpte hij haar op het treinstation van Faisalabad en dreigde met arrestatie van haar ouders als ze uit de school zou klappen over wat haar was overkomen. Hij waarschuwde haar zijn dreigement serieus te nemen „omdat christenen nu eenmaal gemakkelijk te grazen zijn te nemen.”
Toch maken lang niet alle Pakistaanse moslims zich schuldig aan de jacht op christenen.
Zo maakte de christenjournalist Jawad Mazhar, vorige week melding van een „vredesmars” van christenen én moslims in de stad Gujranwala, uit protest tegen de aanhoudende laster tegen christenen. Verder had men een speciale commissie in het leven geroepen, bestaande uit moslims en christenen, om plannen uit te werken voor „het verminderen van de spanningen” tussen de twee bevolkingsgroepen.