Opinie

Kerk zelf debet aan secularisatie

Eeuwenlang heeft de kerk haar zijn in Christus op de achtergrond gesteld ten opzichte van allerlei seculiere doelstellingen. Daar plukt ze nu de wrange vruchten van, betoogt prof. dr. A. van de Beek.

13 May 2011 14:26Gewijzigd op 1 March 2021 09:14Leestijd 10 minuten
Foto RD, Sjaak Verboom
Foto RD, Sjaak Verboom

De kerk bevindt zich in een crisis. De secularisatie neemt toe. Vaak wordt het begrip secularisatie verbonden met verval van godsdienstige instituties – en is ze dus verbonden met invloed, macht, presentie in de samenleving. Ik geeft de voorkeur aan een theologische in plaats van een sociologische definitie. Secularisatie komt van ”saeculum”, de huidige wereld. Secularisatie betekent dan dat mensen op de huidige wereld gericht zijn en niet op het eeuwige leven.

Het gaat bij secularisatie om het paradigma waaronder we ons bestaan bezien. Wat het christendom betreft kunnen we dat het scherpst formuleren aan de hand van Filippenzen 3:20. Paulus zegt daar dat ons burgerschap, onze ”politeuma”, in de hemel is. Daar is ons thuis, onze registratie. Dat is niet een hemelgeloof om de hemel, maar omdat Christus in de hemel is. Dat is de kern van het christelijk geloof vanuit het Nieuwe Testament en bij de orthodoxe kerkvaders van de eerste eeuwen.

Dat is ook de kern van het belijden van de reformatoren die terug wilden naar de bronnen, zoals de Heidelbergse Catechismus in antwoord 1 zegt: Dat ik niet van mij zelf ben maar het eigendom van Christus. Christen zijn is dus leven in de gemeenschap met Christus, waarbij we onze harten opwaarts verheffen en we de dingen zoeken die in de hemel zijn, waar Christus is, en niet die op de aarde zijn.

Levensoriëntatie

Dat laatste is nu precies wat secularisatie betekent. Secularisatie is dat we niet meer de dingen zoeken die boven zijn, waar Christus is, maar de dingen die op de aarde zijn. Al of niet geseculariseerd zijn heeft dus met onze levensoriëntatie te maken.

Dat de mensen buiten de kerk seculier zijn, is daarmee per definitie gegeven. Buiten de kerk is men niet in Christus en leeft men met de dingen van deze wereld. Er zijn in de West-Europese samenleving steeds meer mensen buiten de kerk en dus per definitie seculier. In die zin zou men dus kunnen spreken van een toename van secularisatie. Deze vorm van secularisatie is formeel en ook makkelijk waar te nemen. Men verliest dan evenwel uit het oog dat secularisatie een kwalitatief begrip is: Wat is onze levensoriëntatie? En die kan ook seculier zijn terwijl men lid is van de kerk. Men kan dat zelfs zijn terwijl men zegt zich op Christus te oriënteren.

Theologisch gezien zijn er twee samenlevingen: de aardse samenleving en, zoals Origenes zegt, een andere natie die geleid wordt door de Geest van Christus. Deze laatste is niet een van de naties naast de andere naties. Zij is ook geen alternatieve maatschappij. Zij bevindt zich te midden van alle andere samenlevingen, maar als vreemdeling, omdat haar thuis in de hemel bij Christus is. Zij heeft een andere hoop en andere symbolen waarop zij haar bestaan oriënteert dan de samenlevingen van deze wereld hebben.

Wat is nu secularisatie? Dat is dat christenen dit onderscheid niet meer kennen, de oriëntatie op Christus in de hemel verliezen en zich dientengevolge op de wereld gaan richten. Dan is secularisatie niet een zaak die zich afspeelt aan de rand van de kerk, bij de achterdeur, waar mensen die verlaten, maar dan is secularisatie evenzeer een zaak die zich afspeelt in de kerk, die zich zelfs in het centrum van haar denken en handelen kan nestelen.

Staatsgodsdienst

Als men een theologische opvatting van secularisatie hanteert, dan is er al eeuwenlang sprake van secularisatie. Het hoogtepunt daarvan was het jaar 380 toen Theodosius de kerk verhief tot staatsgodsdienst van het Romeinse Rijk. Het onderscheid tussen de aardse natie en de natie van de Geest van Christus was daarmee weggevallen. Christenen waren de ware burgers van het rijk van de keizer en Christus was zijn beschermheer.

Luther en Calvijn hebben het vuur van het geloof opnieuw op de kandelaar gezet. Luther dicht: „Geen aardse macht begeren wij, die gaat al ras verloren” en voor Calvijn is zijn diepste verlangen de ”meditatio futurae vitae”. Bij beiden is dat niet uit wereldmijding, maar vanwege geloof en liefde in Christus. In Hem is hun leven en Hem betuigen zij voor de kerk. Zo komt Luther tot zijn tweerijkenleer, die de lutheranen overigens binnen de kortste keren hebben verkwanseld door de regel ”cuius regio eius religio”: de vorst bepaalde de godsdienst van zijn gebied. Dat is pas secularisatie!

De gereformeerden hebben het trouwens ook niet gered om te blijven bij de contemplatie van het eeuwige leven. Liever dan hun harten opwaarts te verheffen naar Christus bij de viering van het avondmaal hebben ze hun energie gestoken in de nationale politiek van hun land. Daardoor werden ze nog meer op die politiek gericht dan de lutheranen die het aan hun vorst overlieten.

Hoe belangrijk bovenstaande opmerkingen ook mogen zijn, ze treffen niet het hart waarom het gaat: dat de kerk zelf geseculariseerd is. Eeuwenlang heeft de kerk haar zijn in Christus op de achtergrond gesteld ten opzichte van allerlei seculiere, dat wil zeggen tot dit tijdelijke leven behorende, doelstellingen.

Daarvan plukt men nu de vruchten. De mensen hebben ontdekt dat men die doelstellingen ook zonder het christelijk geloof en de kerk kan realiseren en keren de kerk massaal de rug toe. En dan vraagt de kerk zich af wat ze met de secularisatie aan moet. Men kan sociologisch en psychologisch de ontkerkelijking goed verklaren: de kerk heeft geen aanbod dat ook niet elders en dan ook nog goedkoper verkrijgbaar is.

Oordeel

We kunnen de kerkverlating echter ook theologisch duiden: als oordeel van God. Dat hebben Van Ekris en nog indringender vader en zoon Dekker gedaan. De kerk staat onder het oordeel en het is het oordeel dat ze over zich zelf heeft afgeroepen. Als de kerk dan op de wereld gericht wil zijn, ontrouw aan haar leven in Christus, laat ze dan maar aan de wereld zijn overgeleverd.

We moeten de gedachte van het oordeel van God over de kerk uiterst serieus nemen. De kerk in Europa heeft zich eeuwenlang op de wereld gericht. De kerk is geseculariseerd in haar denken en handelen. Er zijn stemmen geweest van hen die de kerk terugriepen tot haar wezen, maar het heeft niet mogen baten. De raad van Genève was machtiger dan het zwakke mannetje uit het stof en de Duitse vorsten triomfeerden over Luther die geen aardse macht begeerde – de wereld won ook in de kerk.

Protestantse Kerk

De kerk is geseculariseerd, ik geef daarvan enkele voorbeelden uit verschillende kerken. De Protestantse Kerk in Nederland heeft zwaar te lijden van kerkverlating. De kerkleiding verliest echter de moed niet en schrijft voortdurend rapporten over hoe men relevante kerk kan zijn. Het gaat om de kerk in de samenleving en haar bijdrage daaraan. Voortdurend is de samenleving in het oog – dat wil zeggen: het saeculum. Men spreekt wel over Jezus Christus als onze Heer en over leren leven van de verwondering, maar deze thema’s zijn verweven met een denken dat gericht is op de wereld en ten slotte daaraan dienstbaar is.

De evangelische beweging is een postmoderne variant van de wereldgelijkvormigheid van de kerk: elk heeft zijn eigen geloof dat past om het leven hier op aarde goed te maken. Het lijkt allemaal heel persoonlijk geloof, en men is er blind voor dat het zijn in Christus verlies van je zelf betekent. Men kan niet anders denken en beslissen dan in het paradigma van postmoderne subjectiviteit en in het spoor gaan dat in de moderne tijd is getrokken door Evangeliepredikers met een arminiaanse keuze voor de eigen beslissing – geheel zoals de wereld dat wilde in hun en onze dagen, toen scherp omlijnd en nu op de vage wolken van het gevoel.

Avondmaal

Ook in de gereformeerde gezindte is er sprake van secularisatie. In Genève werd in de zestiende eeuw besloten viermaal per jaar het avondmaal te vieren. In de meeste gemeenten is dat nog steeds het geval. Wat daarbij vaak vergeten wordt, is dat deze frequentie een expressie van zware secularisatie is. Calvijn wilde wekelijkse of zelfs dagelijkse vieringen. Dat vond de raad van Genève te veel, omdat de impact op het dagelijks leven dan te groot zou worden. Het zou een verstoring van handel en politiek geven.

In de gereformeerde gezindte houdt men aan het Geneefse gebruik vast – en naar mijn oordeel om dezelfde reden. Het zou toch gebeuren dat elke zondag een avondmaalszondag was en elke week een voorbereidingsweek! De last zou te zwaar worden. Men sluit het avondmaal op in een gouden kooi, om eenmaal in het kwartaal voor een select gezelschap eruit gehaald te worden. Dan Calvijn: wie driemaal niet aan het avondmaal komt, wordt niet alleen uit de kerk gezet maar ook nog eens uit de stad verbannen. Er zouden veel huizen vrijkomen in Barneveld.

Als men in reformatorische kring ziet dat secularisatie de kerk bedreigt, dan gaat men des te meer op handel en wandel van gemeenteleden letten. Men begint bij de buitenkant – bij het gewaad en bij de draad, maar ondertussen wordt het centrum steeds leger. En men ziet niet dat zo het oordeel Gods over het kerkvolk gaat. Men heeft een blinde vlek voor de eigen bevangenheid met de mens. Balke, Speelman en ik kunnen nog zo hard roepen dat Calvijn een andere weg wees. Maar dan geven de stoere calvinisten ineens niet thuis; niet fel tegen, maar het kan gewoon niet meer tot hen doordringen wat er gezegd wordt.

Het zijn zomaar een paar voorbeelden uit heel verschillende contexten. Ze zijn naar believen te vermeerderen. Ze geven aan dat alle kerken hun eigen manier van secularisatie hebben. De een is niet beter dan de ander en niet erger dan de ander. De reformatorische avondmaalsmijding doet niet onder voor de ‘businessplannen’ van de Protestantse Kerk of voor de ”theology of progress” van evangelische predikers. Het gaat allemaal om aardse macht, aards succes en aardse zelfhandhaving.

Dat is dus secularisatie en de onwil en het onvermogen om dat in te zien, is verblinding en oordeel. Zelfs het beamen van die zin kan onderdeel van die verblinding zijn. Men kan seculier zijn in een uiterst vrome gestalte: zeggen dat je weet dat je onder het oordeelt staat en je niet bekeren, dat is horende niet horen en ziende niet zien – omdat het hart van dit volk vet geworden is. Daar laat God ons in onze zonden en we vinden het nog best ook.

Boete

Willem Maarten Dekker heeft gezegd dat we de kerk moeten begraven. Daarmee wil hij niet zeggen dat we definitief afscheid van de kerk moeten nemen. We moeten veeleer het oordeel van God erkennen en de kerk die zijn rol in de wereld wil spelen begraven. We moeten inkeren in de binnenkamer.

Voor veel christenen klinkt dit bijna als een vloek: een kerk die niet naar buiten treedt. Maar er zijn tijden dat we de stilte van de binnenkamer moeten zoeken, zoals Paulus na zijn bekering veertien jaar in Arabië verbleef. Als we tot het inzicht komen hoezeer de kerk het saeculum heeft verkozen boven de dingen die boven zijn, waar Christus is, dan is een tijd van diepe boete nodig en een tijd om de wegen des Heeren weer te leren. We kunnen alleen in de kerk geloven als we haar secularisatie onderkennen en ons daarvan bekeren.

De auteur is bijzonder hoogleraar aan de universiteit van Stellenbosch (Zuid-Afrika) en emeritus hoogleraar aan de Vrije Universiteit te Amsterdam. Dit artikel is een samenvatting van de lezing die hij gisteren hield op de jaarvergadering van het Contactorgaan Gereformeerde Gezindte.

Vond je dit artikel nuttig?

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer