„Christen mag niet berekenend te werk gaan”
Of de strategische stemmers van vorig jaar en dit jaar nu spijt hebben van hun daad of niet, fout zaten ze. Dat is de stellige overtuiging van prof. Schuurman, momenteel nestor van de Eerste Kamer. „Het is een uiting van een pragmatische levenshouding, die helaas ook bij veel bijbelgetrouwe christenen voorkomt.”
Het was maandagmiddag een bijzonder moment voor Schuurman. Als nestor van de Eerste Kamer -sinds 1983 zit hij onafgebroken in de Senaat, eerst voor de RPF, later voor de ChristenUnie- mocht hij de voorzittershamer opnemen. Tot volgende week, wanneer de Senaat naar alle waarschijnlijkheid haar nieuwe voorzitter kiest, mag de CU-parlementariër de beraadslagingen van de Eerste Kamer leiden.
Waarom hij zich eigenlijk geen kandidaat stelde voor het voorzitterschap, vroeg een collega-senator hem onlangs. Schuurman glimlachte eens. „Voor zo’n functie moet je jezelf niet naar voren schuiven. Daar moet je voor gevraagd, daar moet je toe geroepen worden.”
Het is misschien wel de belangrijkste les die de parlementariër de afgelopen jaren in de politiek geleerd heeft. „De ChristenUnie is twee jaar geleden te gretig geweest in het spreken over regeringsdeelname. We hebben daar een les uit moeten leren, ook na de recente formatiebesprekingen. De weg van het Koninkrijk blijkt te zijn: je moet jezelf niet naar voren schuiven, maar wachten tot je gevraagd wordt.”
Wie zelf voorsorteert, gaat te berekenend te werk, meent Schuurman. Dat is ook precies het bezwaar dat hij heeft tegen het zogenaamde strategische stemmen. „Mensen denken de zaken door dit stemgedrag te kunnen sturen, maar dat blijkt niet zo te zijn. Dat is tijdens de achterliggende formatie heel duidelijk gebleken. Eén of twee zetels meer voor de ChristenUnie had die partij wellicht in het kabinet kunnen brengen.”
Dat eenvoudige mensen, die zich niet al te zeer in de politiek verdiepen, voor Balkenende kozen omdat zij een christelijke premier wilden, daarvoor kan Schuurman nog wel enig begrip opbrengen. Maar dat leidslieden in de gereformeerde gezindte deze keuze gemaakt hebben, betreurt hij ten zeerste. „Ik heb gehoord van hervormd-gereformeerde predikanten die op catechisatie zeiden: Ik stemde altijd ChristenUnie of SGP maar ga dit keer CDA stemmen. Zij hebben daarmee grote invloed uitgeoefend op de verkiezingsuitslag. Met die mensen zou ik graag in gesprek komen, want ik begrijp hun keuze niet. Zij zouden toch beter moeten weten. Juist tegen hen zou ik willen zeggen: De ChristenUnie had drie uiterst gekwalificeerde kandidaten uit de Gereformeerde Bond, van wie er één in het hoofdbestuur zit, die zó zitting hadden kunnen nemen in het kabinet. Maar dat is mede door u verhinderd.”
De strategische stemmers zeggen: Dat het met de formatie zo zou lopen, konden wij op de dag van de verkiezingen niet weten.
„Ik zeg: Dat hoefden jullie ook niet te weten. Deze verkiezingen hebben laten zien wat we eigenlijk al wisten: wie uit berekening zijn stem uitbrengt, tast heel gemakkelijk mis. Stemmen moet geen zaak van strategie, maar van principe zijn. Als je de wijze waarop het CDA politiek bedrijft ten diepste afwijst, moet je dat ook in het stemhokje laten merken.”
Men zegt: We wilden een christelijke premier.
„Die had men ook gekregen als men z’n stem niet aan het CDA maar aan de ChristenUnie had gegeven. Maar in dat geval was die christelijke premier bovendien ondersteund geworden door een minister uit de kleine christelijke partijen.”
Ds. Blenk zei zaterdag in deze krant dat naar zijn mening op 15 mei 2002 en op 22 januari 2003 een Obadja „even íéts meer nodig” was dan een Elia.
„Ik ken die vergelijking van ds. Blenk. Maar hij slaat er de plank mee mis. Misschien is zijn noemen van Elia en Obadja er wel het bewijs van dat hij als SGP’er altijd al een verkeerde visie op politiek heeft gehad. Want hij vergelijkt profeten uit het Oude Testament met politici van nu. Zo verwart hij het profetische en koninklijke ambt. Een politicus moet iets profetisch hebben, dat erken ik meteen, maar hij ís geen profeet!
Zelf oriënteer ik me, als het om hedendaagse politiek gaat, veel liever op Psalm 72, waarin het over de koning gaat, en op figuren als Jozef en Daniël. Zij functioneerden voluit in het landsbestuur, maar niet op een CDA-achtige wijze. Op belangrijke punten stonden zij pal. Daniël at geen vreemde spijzen en zijn vrienden knielden niet voor het beeld.
Het is sowieso merkwaardig dat ds. Blenk in het verleden zo principieel voor de SGP koos en de ChristenUnie de maat nam, terwijl hij op het beslissende moment, te weten in het stemhokje, voor het CDA kiest.”
Blenk verwijt de ChristenUnie nooit een heldere keuze te hebben gemaakt tussen oppositiepartij of regeringspartij.
„Ik zou niet weten waar die keuze goed voor is. Elke partij moet het allebei willen zijn, al naar gelang de situatie. Dat geldt voor een christelijke en voor een niet-christelijke partij.”