Referendum bedreigt broze vrede in Bosnië
SARAJEVO – „Dodik speelt een gevaarlijk spel. Hij speelt met mij en met mijn land. Dat doet opnieuw pijn”, zegt de Bosnische Maca Karcic, die in 1992 haar land ontvluchtte en sinds een paar jaar weer in Sarajevo woont.
In de Bosnische hoofdstad maken meer mensen zich zorgen. Ze schudden hun hoofd als hun wordt gevraagd naar de huidige politieke crisis in het land. Ze zijn niet alleen bang voor een verslechtering van de politieke situatie. In een stad die nog steeds de zichtbare littekens draagt van de oorlog die ruim vijftien jaar geleden werd beëindigd, vrezen mensen een nieuwe oorlog en oplaaiend geweld tussen de drie etnische groepen in het land: Bosnjakken (moslims), Kroaten en Serviërs.
Ook binnen de internationale gemeenschap rinkelen steeds meer alarmbellen. The International Crisis Group, een denktank in Brussel, noemt de politieke situatie in Bosnië-Herzegovina zelfs de grootste crisis sinds het einde van de oorlog.
Aanleiding voor de crisis is het voornemen om in de Republika Srpska een referendum te houden over het staatsgerechtshof in Sarajevo. Volgens president Dodik van het Servische deel van Bosnië-Herzegovina, berecht het hof in verhouding veel te veel Servische oorlogsmisdadigers. Door middel van het referendum wil Dodik de invloed van het gerechtshof en daarmee de staat Bosnië-Herzegovina inperken. Volgens velen in Sarajevo is dit opnieuw een stap in de richting van afscheiding van de Republika Srpska, iets waar Dodik al meerdere malen mee heeft gedreigd.
Valentin Inzko, de door de internationale gemeenschap ingestelde hoge vertegenwoordiger namens de VN, heeft gedreigd het referendum te verbieden.
Eind deze week moet Dodik de volksraadpleging hebben afgeblazen, anders doet Inzko het zelf. Iets waarmee hij geen vrienden zal maken in de Servische entiteit. Maar volgens Inzko is het referendum in strijd met het Daytonakkoord, dat in 1995 werd gesloten om een einde te maken aan de oorlog in Bosnië. Daarin werd onder meer afgesproken dat het land zou worden opgedeeld in twee entiteiten: de Republika Srpska en de Bosnjak-Kroatische Federatie. De republiek wordt bestuurd door Serviërs, in de federatie delen de Bosnjakken en Kroaten de macht. Daarboven staat een landelijke regering met opnieuw drie wisselende presidenten, een Kroaat, een Serviër en een Bosnjak.
Het Daytonakkoord zorgde er in 1995 voor dat het geweld stopte en de vrede werd getekend. De verschillende partijen kregen hun eigen gebied met een redelijke mate van zelfbestuur.
Ruim vijftien jaar later lijkt datzelfde akkoord echte vrede en duurzame samenwerking in de weg te staan. Vooral de Serviërs trekken zich steeds meer terug in hun eigen republiek en willen zo min mogelijk bemoeienis vanuit Sarajevo. En ook binnen de federatie rommelt het.
Zo zinspelen de partijen inmiddels openlijk op verdere opdeling van het land, met een nieuwe Kroatische entiteit. Wat zeker voor grensconflicten zal zorgen, want de Kroaten bewonen geen duidelijk aaneengesloten gebied in Bosnië.
Al met al een deprimerende situatie in een land waar veel mensen van minder dan 300 euro per maand moeten rondkomen, de corruptie nog steeds welig tiert en de jeugdwerkloosheid is opgelopen tot boven de 50 procent.