Doorwerken na je 65e: een weg met vele hobbels
Het AOW- en pensioenakkoord van juni vorig jaar ten spijt, wordt er sindsdien gebakkeleid over de uitvoering.
Er is een Stichting PensioenFatsoen opgericht, FNV Bondgenoten heeft piketpalen geslagen waar Agnes Jongerius van de FNV Vakcentrale binnen moet blijven wil er überhaupt nog verder gepraat kunnen worden en minister Kamp stelt dat het onverantwoord is om een welvaartsvaste AOW toe te kennen, een cruciaal onderdeel van het akkoord. Bovendien is het arbeidsrechtelijke systeem is ook nog niet volledig ingericht op doorwerken na je 65e. Ondanks dat heeft het kabinet eind april besloten de AOW-leeftijd te verhogen naar 66 jaar in 2020.
Doel van sociale partners is het pad te plaveien voor een verhoging van de AOW-leeftijd naar 66 jaar en op langere termijn naar 67 jaar. Maar is het wel zo eenvoudig om langer door te werken na je 65e verjaardag? Laten we drie hobbels langsgaan.
Ten eerste moet er een cultuurverandering komen bij werknemers én werkgevers. Werknemers moeten zich realiseren dat ze tot een steeds hogere leeftijd deelnemen aan het arbeidsproces en dus inzetbaar moeten blijven. Bij de werkgevers moet het beeld dat zij van de oudere werknemers hebben, veranderen. Er liggen veel mogelijkheden, die op dit moment onderbenut dreigen te worden door eenzijdige beeldvorming die achterblijft bij de feiten. Oudere werknemers zijn niet minder productief en vaker ziek, maar moeten misschien wel op een andere manier worden ingezet.
Ten tweede is het momenteel in veel cao’s nog een automatisme dat de arbeidsovereenkomst bij het 65e jaar stopt. De RMU komt bij bedrijven richtlijnen tegen die hun management er bijvoorbeeld op wijzen dat het aangaan van een arbeidsovereenkomst na 65 jaar niet afdwingbaar is door medewerkers. In veel arbeidsovereenkomsten is ook een beding opgenomen dat de arbeidsovereenkomst van rechtswege eindigt bij 65 jaar. Het stelsel van sociale zekerheid gaat ook uit van het eindigen van de arbeidsovereenkomst op deze leeftijd. Er bestaat vanaf dat moment geen aanspraak meer op uitkeringen zoals de Werkloosheidswet, de Ziektewet en arbeidsongeschiktheidsverzekeringen. De verzekeringen voor sommige volksverzekeringen zoals de AWBZ blijft doorlopen. De verzekering voor de AOW eindigt ook bij 65 jaar. Vanaf dat moment krijgt de werknemer aanspraak op de AOW-uitkering en hoeft hij geen AOW-premie meer te betalen.
Ten derde gelden voor werknemers ouder dan 65 jaar in beginsel dezelfde arbeidsvoorwaarden als voor andere werknemers. Gelijke arbeid, gelijk loon, vakantietoeslag en loondoorbetaling bij ziekte. Het wettelijk minimumloon geldt echter alleen tot 65 jaar. De achterliggende gedachte is: vanaf 65 jaar is er aanspraak op AOW. Deze werknemers hoeven geen socialezekerheidspremies meer te betalen en houden dus netto meer over. Dit kan voor sommige werkgevers aanleiding zijn om voor de werknemers ouder dan 65 jaar een arbeidsovereenkomst aan te bieden met een van de cao afwijkend arbeidsvoorwaardenpakket. Deze werknemers worden dan zodanig lager ingeschaald dat hun nettoloon gelijk blijft. De RMU meent dat indien een werknemer na zijn 65e verjaardag hetzelfde werk blijft doen, het betalen van een lager loon in beginsel niet gerechtvaardigd is op grond van de algemene beginselen van gelijke arbeid en gelijk loon en goed werkgeverschap. Ons arbeidsrecht gaat altijd uit van brutoloon; ook bij 65-plussers dient dat het uitgangspunt te zijn. Gaat de werknemer ander werk doen, dan bestaat er meer vrijheid voor partijen om een andere beloning af te spreken, omdat daarmee de inhoud van de cao wijzigt.
De auteur is werkzaam bij de RMU als coördinator arbeidsvoorwaardenbeleid. Reageren aan scribent? socialezaken@refdag.nl