Cultuur & boeken

Pleidooi voor duurzame veehouderij

De discussie over de toekomst van de intensieve veehouderij is al decennia gaande. En ze lijkt ook niet te stoppen. Iedere keer doen er zich nieuwe vragen voor. Dat maakte de uitbraak van de Q-koorts weer eens duidelijk. En het verzet tegen megastallen groeit alleen maar.

Drs. H. F. Massink
10 May 2011 21:48Gewijzigd op 14 November 2020 14:54
Foto ANP
Foto ANP

Wageningen Universiteit draagt op een verstandige wijze bij aan die discussie door over de toekomst van de veehouderij in Nederland een bundel essays te publiceren.

De werkgroep Zorgvuldige Veehouderij van de Wageningse universiteit maakt al in de hoofdstukindeling duidelijk waar de grootste vragen zich voordoen. Dat is op het gebied van volksgezondheid en diergezondheid, het welzijn van dieren en de effecten die de intensieve veehouderij heeft op de omgeving. Behalve om de invloed op de volksgezondheid gaat het bij dat laatste om natuur, milieu, maar ook de inpassing in het landschap. De bundel beperkt zich niet tot het aanwijzen van spanningen en problemen, maar laat juist zien dat er zeker perspectief is, al dient zich dat niet zonder de nodige veranderingen aan.

Het is altijd een kunst om in een bundel met veel verschillende bijdragen toch een rode draad aan te brengen en vast te houden. Dat is in deze bundel goed gelukt. De rode draad vormt het begrip duurzaamheid, waarmee de auteurs bedoelen dat bij het denken over de toekomst van de veehouderij zowel economische, ecologische als sociale belangen recht gedaan moet worden. Het streven naar een ”zorgvuldige veehouderij” moet binnen dat kader passen.

De bundel laat goed zien dat zich een veelheid aan vragen voordoet als dit het uitgangspunt moet zijn. Ik noem een aantal voorbeelden. Hoe gaan we om met de spanning tussen de zorg voor het dier op basis van zijn kwetsbaarheid en afhankelijkheid en de noodzaak om met het dier geld te verdienen? In verschillende bijdragen komt ook naar voren dat systemen die voor het dier welzijnsvriendelijk zijn een negatievere invloed hebben op het milieu. En wat te denken van het probleem dat bij een pasgeboren haantje het economisch gezien niet waard is om zijn leven voort te zetten?

Over het algemeen geldt dat wanneer dieren de mogelijkheid hebben om buiten lopen, dat hun welzijn ten goede komt. Maar de kans op besmetting met bacteriën, virussen en parasieten is groter. In het boek staat een plaatje, mogelijk van een kinderboerderij, waarop een peuter een varkenssnuit een lik geeft. Gevolgen? Een andere spanning is die tussen meer welzijn en de stalgrootte. Kan een boer nog een stal bouwen die én extra ruimte biedt aan zijn dieren én qua grootte acceptabel is voor de omgeving?

In dit maatschappelijk debat spelen allerlei morele vragen een rol. Een vraag die in de bundel herhaaldelijk aan de orde komt is bijvoorbeeld die naar de gevolgen van onze eigen morele opvattingen. Wat als wij hier naar diervriendelijker systemen overgaan en de productie zich naar elders verplaatst? Wie wordt er dan beter van? Mogelijk de dieren niet. Maar is dat beslissend? Of geldt ”het moreel gebod” onafhankelijk van de uitkomst voor het inkomen van de boer en het welzijn van het dier?

Wageningen Universiteit bewijst de Nederlandse samenleving en de Nederlandse veehouderij met deze bundel een grote dienst. Het is een bundel met een rijke inhoud die kan verleiden tot stevige discussies. In die discussies gebeurt het nogal eens, zo blijkt ook uit verschillende essays in deze bundel, dat we elkaars taal niet spreken. En ook dat we vanuit een heel verschillend perspectief naar een probleem kunnen kijken. En daar kan deze bundel allereerst aan bijdragen: dat we weten waarover we het hebben. En verder dat we weten wat de knelpunten zijn van de intensieve veehouderij in Nederland. Maar vooral ook dat we weten welke oplossingsrichtingen er denkbaar zijn.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer