Het Syrische leger probeert met veel geweld de opstand de kop in te drukken in onder meer de steden Deraa, Banias en Homs en in buitenwijken en voorsteden van de hoofdstad Damascus.

Hama was in 1982 het toneel van een massaslachting, toen de Moslimbroeders in opstand kwamen. Toenmalig president Hafiz al-Assad, vader van de huidige president, sloeg die keihard neer. Er vielen vele duizenden doden. De schattingen lopen uiteen van tienduizend tot een veelvoud daarvan.

De regering denkt inmiddels dat de opstanden in de steden onder controle zijn. Een belangrijke adviseuse van president Bashar al-Assad heeft dat maandag (Amerikaanse tijd) tegen de krant The New York Times gezegd.

„Ik denk dat het gevaarlijkste moment voorbij is”, zei Bouthaina Shaaban, die vaak als woordvoerster van het regime optreedt. Volgens Shaaban trekt Syrië lering uit de gebeurtenissen van de afgelopen weken, „vooral op politiek gebied”.

Syrische activisten roepen ondertussen op internet op tot nieuwe landelijke protesten op donderdag, uit solidariteit met gearresteerde betogers. Sinds de protesten zeven weken geleden begonnen, zijn volgens Syrische mensenrechtenactivisten honderden mensen omgekomen en zijn ongeveer achtduizend tegenstanders van het bewind opgesloten of simpelweg verdwenen.