Oud
Prediker 12:1
„Gedenk aan uw Schepper in de dagen uwer jongelingschap, eer dat de kwade dagen komen…” Laat wij overdenken hoe onzeker wij zijn of wij na onze jonge jaren nog een andere tijd zullen vinden om de Heere onze God, Die ons geschapen heeft, te mogen dienen. Zien wij niet dat veel jeugd in het beste van zijn tijd wordt weggeraapt? Hoe verschrikkelijk is het dan te gaan uit de wereld eer men ooit gedacht heeft aan het dienen van de Schepper van deze wereld. Leer dan, o mens, de handen al vroeg aan het werk te slaan. Begin al vroeg ijverig en zorgvuldig te wezen om uzelf te reinigen van alle besmetting van het lichaam en de geest en uw heiligmaking te volbrengen in de vreze Gods.
Laat ons nu komen tot nog een reden van Salomo, als hij zegt: „…eer dat de kwade dagen komen en de jaren naderen…” Onder „de kwade dagen” verstaat hij de dagen van de grauwe ouderdom. Salomo voert hier een oude man op, wiens gezicht is vergaan en gehoor is vervallen. Hij heeft geen kracht in zijn voeten, gaat kromgebogen naar de aarde, gereed om te vallen in het graf. Hij is suf van ouderdom. Het is of Salomo wil zeggen: O, mijn zoon, gij jong mens, wie gij ook zijt, neem nu ter hand de weg der zaligheid, met ijver, om uw Schepper te dienen.
Joos van Laren, predikant te Vlissingen
(”Predikaties over bijzondere teksten”, 1670)