In het ”Orgelbüchlein” treffen we bij de bewerking over ”Gottes Sohn ist kommen” gelukkig wel zo’n aanwijzing aan. Bach schrijft een Prestant 8’ voor, waarbij de canon in het pedaal met de Trompet 8’ gespeeld dient te worden. Dit is een interessant gegeven: het zegt iets over de klank die Bach als ideaal bestempelde voor dit koraalvoorspel. De balans tussen de melodie in de manuaalpartij en die in het pedaal moet vanzelfsprekend kloppen: beide moeten goed te horen zijn.

Hierbij stuit ik in de cd-productie van organist Jozef Sluys op een belangrijk probleem. Hoewel Sluys voortreffelijk speelt op het Collonorgel (1977) in het koor van zijn Michielskathedraal te Brussel, is het instrument mijns inziens toch niet ideaal voor Bachs muziek. Met name de tongwerken bezitten een behoorlijk Franse tongval, en zijn dus relatief krachtig. Het is net of er in een Bachcantate met authentieke instrumenten opeens een stel moderne koperblazers mee gaat doen! Bach gedijt wat dat betreft beter op het Noord-Duitse orgeltype, waarbij de tongwerken probleemloos mengen met allerlei andere registers en qua klanksterkte veel minder prominent aanwezig zijn.

Bijkomend probleem is dat het Brusselse (koor)orgel een bescheiden stemmenaantal heeft; daarom valt het niet mee om de 45 korte orgelwerken van Bach van boeiende en afwisselende klankkleuren te voorzien. Ondanks de prachtig gespeelde, opgenomen en vormgegeven productie treedt er bij mij vrij snel luistermoeheid op en verlang ik naar meer diversiteit en muzikaliteit in de klank.

Johann Sebastian Bach – Orgelbüchlein; Jozef Sluys an der Collon-Orgel der Kathedrale in Brüssel; Ars Musici (233072); 2-cd; € 17,99; www.jozef.sluys.org