Edik
Matth. 27:34a
„Gaven zij Hem te drinken edik met gal gemengd.” Nauwelijks was Hij tot de plaats der terechtstelling gekomen, of „zij gaven Hem te drinken edik met gal gemengd”, Matth. 27:34. Dat zij Hem te drinken hebben gegeven, zulks was een bewijs van hun beleefdheid. Het was een gewoonte onder de Joden en heidenen dat zij de veroordeelden altijd wijn te drinken gaven: „Geeft sterke drank degene die verloren gaat, en wijn degenen die bitterlijk bedroefd van ziel zijn”, Spreuken 31:6.
Maar dat zij Hem te drinken hebben gegeven edik met gal gemengd, was een bewijs van hun wreedheid en nijdigheid. Theophylactus zegt ronduit dat edik met gal gemengd vergiftig en dodelijk is, en daarom wilde Christus die niet drinken toen Hij die gesmaakt had, verkiezende liever de dood des kruises, waartoe Hij van Zijn Vader beschikt was, dan een vergiftige dood.
Ach broeders! Zijn wij niet genegen om kwade gedachten van de Joden te hebben, omdat zij Christus in deze tijd van Zijn dood zulk een bittere drank hebben gegeven, en hoe weinig denken wij dat wij zondigende precies hetzelfde doen. (…) Want zo vaak als wij tegen God zondigen, doen wij niets anders dan een teug vergif mengen en dat Christus brengen.
Isaac Ambrosius predikant te Engeland
(”Het zien op Jezus”, 1681)