Egypte moet godsdienst en overheid scheiden
CAÏRO – Al tijdens de eerste dagen van de opstand in Egypte, in januari van dit jaar, werd een pleidooi gevoerd voor de scheiding van godsdienst en overheid. Zowel in Egypte als in de westerse wereld is de angst voor de vorming van een islamitische staat Egypte, naar Iraans model, groot.
Dat kun je maar beter voor komen door een scheiding tussen godsdienst en overheid goed te regelen.
Een van de belangrijkste argumenten voor de scheiding van godsdienst en overheid is de bescherming van de vrijheid van godsdienst voor religieuze minderheidsgroepen in Egypte. Zoals van koptische christenen, sjiieten en soefi’s. Maar ook van de vele islamitische rechtsscholen. Een divers maatschappelijk middenveld moet in staat zijn de rechten van alle burgers te beschermen.
Aan de andere kant zijn velen bang dat de scheiding tussen godsdienst en overheid de rol van de islam in Egypte en de islamitische identiteit van het Egyptische volk zal verminderen. Die angst lijkt ongegrond. De meerderheid van de burgers in Egypte is moslim. De kracht van het geloof en de lange relatie van de meerderheid van de mensen met hun islamitisch erfgoed bleef ongewijzigd, ongeacht de regeringen die hebben bestaan. En dat zal in een maatschappij waarin vrijheid van godsdienst geldt niet veranderen.
De angst dat de islamitische identiteit van Egypte zal worden aangetast, is niet zo verwonderlijk voor een volk dat zijn leven lang onder een repressief regime heeft geleefd dat geld aan de moskeeën gaf en de keuze van de imams controleerde. Aanhangers van religieuze groeperingen die de overheid bedreigend vond, konden zonder enige vorm van proces worden opgepakt, voor lange tijd worden gevangengezet, worden gemarteld en gedood.
Op die manier wilde het regime van Mubarak het geweten van de mensen controleren, om zo iedere vorm van kritiek te voorkomen. Een werkwijze die kenmerkend is in onderdrukkende naties.
Voor westerlingen is het daarom verrassend dat mensen die zo lang onder deze onderdrukking en corruptie hebben geleefd nu bereid zijn om de voortzetting van deze constructie van verstrengeling van godsdienst en de overheid te laten voortbestaan.
Vandaag heeft de revolutie in Egypte vrijheid van meningsuiting en ruimte voor eigen politieke voorkeur gebracht. De vraag is alleen: hoe zit het morgen?
De bevolking in Egypte heeft in de geschiedenis vaker de opkomst van vermeende hervormers meegemaakt die later dictators bleken te zijn. Alle dictators hebben dezelfde stijl van optreden. Ze maken misbruik van hun bevoegdheden om de mensen te onderdrukken. Wetten worden naar goeddunken aangepast. Zo is in het verleden de islam als de religie van Egypte in de grondwet terecht gekomen, met het oog op de gunst van de mensen en om zo de controle op de godsdienst te garanderen.
Dit mag niet weer gebeuren. De overheid zou niet langer moeten kunnen ingrijpen in de godsdienst of het geweten van het volk. De beste methode is een scheiding van godsdienst en overheid, om er zeker van te zijn dat deze instellingen afzonderlijke instanties blijven, zonder de bevoegdheid om elkaar direct te beïnvloeden.
Het tweede probleem ontstaat wanneer de overheid zich direct bemoeit met de inrichting van de godsdienst, onder meer door het benoemen van geestelijken en de steun voor hun regime in ruil daarvoor.
Godslastering tegen de heiligheid van Allah en Mohammed zijn in de godsdienst verboden. Dit behoort tot het persoonlijk geweten van ieder mens en het is de verantwoordelijkheid van de godsdienstige leiders om de gelovigen te onderwijzen en eventueel te vermanen. Wanneer een overheid deze taken overneemt, bestaat de kans dat kritiek op de overheid kan worden beschouwd als blasfemie. Immers, de overheid vertegenwoordigt het opperste gezag van de godsdienst.
Op deze manier kan de overheid voorkomen dat de bevolking kritiek op de regering kan uiten. Zelfs de godsdienstige leiders kunnen buitenspel worden gezet wanneer die kritiek op de overheid leveren. Ze kunnen worden ontslagen of hun salarissen kunnen worden stopgezet. Op deze manier wordt niet alleen de vrijheid van godsdienst afgeschaft, maar ook de vrijheid van meningsuiting.
Onder de huidige omstandigheden zijn het vooral de koptische christenen die gebaat zouden zijn bij een goede scheiding tussen godsdienst en overheid. In het verleden hebben koptische pausen en hun gelovigen veel moeten schipperen tussen onvoorwaardelijk steun aan de overheid en bescheiden vormen van kritiek op het regime. Wanneer deze onvrijheid zou kunnen worden omgezet in vrijheid heeft de opstand in Egypte iets zeer waardevols opgeleverd.