Burgemeester Staphorst: Gemeenschap heeft veel oog voor elkaar
STAPHORST – Burgemeester J. Alssema is „best trots” dat zijn gemeente de komende dagen het 200-jarig bestaan kan vieren. „In 1811 waren er ruim 1200 Nederlandse gemeenten, nu nog ruim 400. Staphorst is een van de weinige gemeenten die niet heringedeeld of gefuseerd zijn.”
In twee eeuwen is de gemeente Staphorst –met de kernen Staphorst, Rouveen, IJhorst en de buurtschappen Punthorst en Lankhorst– wel sterk veranderd, zegt Alssema. „Oorspronkelijk was het vooral een agrarische samenleving, met veel armoede. De agrarische sector groeide flink, totdat de top bereikt en sanering nodig was. Staphorsters waren genoodzaakt ander werk te zoeken of iets erbij te doen. Ze zochten zelf naar oplossingen. Onafhankelijk willen zijn. Dat zit in de genen van de Staphorster. In de eigen omgeving werd industrie opgezet. Zo’n 25 jaar geleden was nog de helft van de bevolking afhankelijk van landbouw en daarmee samenhangende sectoren. Staphorst kende toen niet meer dan 5 hectare industrieterrein. Tegenwoordig ligt dat aantal op 75 hectare en is nog maar 17 procent actief in de landbouw.”
Wat weet u van de emigratiegeschiedenis van Staphorsters die naar Amerika trokken?
„Weinig, moet ik eerlijk bekennen. Het is erg jammer dat het niet gelukt is om emigranten uit Amerika terug te halen naar hun geboortegrond.”
Zijn de komende festiviteiten kenmerkend voor Staphorst?
„Ja, Staphorst heeft een rijke cultuur. Er treden koren op, muziekkorpsen. Zaterdag presenteert het bedrijfsleven zich. Dat is typisch de Staphorstse ondernemer: aan de buitenwereld laten zien waarmee hij bezig is, wat hij kan. Het is een dynamische club ondernemers.”
U bent nu zo’n tien jaar burgemeester in Staphorst. Omschrijf de Staphorster eens.
„Hij is vriendelijk, hardwerkend, verbonden aan de protestants-christelijke beginselen. Bovendien hebben Staphorsters veel oog voor elkaar. Een gemeenschap waarop je als burgemeester trots kunt zijn. En waar het goed wonen en werken is.”
Sommige buitenstaanders zullen de Staphorster minder positieve kwalificaties toedichten.
„Ik kan me voorstellen dat buitenstaanders dat doen. Maar als hier groepen van buitenaf komen, zeggen ze na afloop: „Tjonge, dit was een openbaring voor me.” Het heeft vooral met vooroordelen te maken, denk ik. Na afloop van een bezoek tonen niet-Staphorsters begrip voor de opvattingen van de lokale bevolking, ook al kunnen ze dat niet verenigen met hun eigen denkwijze.”