Bestuur overweegt ChristenUnie om te vormen tot ledenpartij
Het ChristenUniebestuur wil de mogelijkheid onderzoeken om de partij om te vormen van een vereniging van kiesverenigingen tot een ledenpartij. Een goed idee? „De ChristenUnie sluit aan bij een trend.”
Als de ChristenUnie een partij wil zijn waarin de landelijke politici niet in een geïsoleerde positie terechtkomen, schreef de commissie-Schipper onlangs, „dan moet de partijorganisatie voldoende waarborgen bieden voor checks and balances.”
De commissie onderzocht het verlies van de ChristenUnie bij de Tweede Kamerverkiezingen van vorig jaar. Schipper c.s. constateerden dat er tijdens de kabinetsdeelname „binnen de partijtop nauwelijks meer aandacht was voor ontwikkelingen aan het grondvlak.” Het evenwicht tussen Den Haag en de rest van het land raakte zoek. Het accent lag te veel op Den Haag. De tegenspraak vanuit de partij en vanuit het land was onvoldoende gewaarborgd.
De commissie kwam daarom met aanbevelingen: blijf investeren in de achterban van betrokken en overtuigde christenen, betrek hen bij de partij en blijf ook jongeren en ondernemers boeien en binden.
Verder zou de partijleiding moeten zoeken naar „vormen waarin het luisteren naar de basis structureel gestalte krijgt.” De commissie raadde verder aan dat in alle regio’s „de aandacht permanent gericht moet zijn op de versterking van kiesverenigingen en Provinciale Unies.”
Opbloeien
Het ChristenUniepartijbestuur heeft die handschoen opgepakt. In zijn vorige week zaterdag verschenen reactie op het rapport van de commissie-Schipper stelt de partijtop voor de huidige partijstructuur –een vereniging van kiesverenigingen– te gaan omvormen tot die van een ledenpartij. Het landelijk bestuur vindt het belangrijk dat de partij „steeds meer een netwerkorganisatie wordt waarin allerlei verticale, horizontale en diagonale verbanden ontstaan en opbloeien” en de partijtop vraagt zich af of de bestaande organisatievorm daarvoor „wel de meest adequate structuur is.”
In een nadere toelichting op het plan stelt directeur Menno van Hulst van het ChristenUniepartijbureau dat de vertegenwoordiging van de partijleden door de kiesverenigingen niet altijd even soepel verloopt. De besturen hebben bijvoorbeeld soms geen tijd of gelegenheid om hun achterban te raadplegen, waardoor die op een congres onvoldoende wordt gerepresenteerd.
Voor de oprichting van kiesverenigingen waren destijds geen principiële, maar vooral praktische argumenten, kwam hij te weten. De contributie-inning zou via een lokale club beter verlopen dan wanneer mensen geld zouden moeten overmaken aan een ‘afstandelijke’, landelijke partij. De ledenbijdragen worden inmiddels echter al jaren centraal geïnd.
Het partijbestuur bedoelt met zijn voorstel uitdrukkelijk niet de lokale verenigingen af te schaffen, aldus Van Hulst. „Wij willen juist sterke lokale afdelingen houden, die bijvoorbeeld verantwoordelijk blijven voor de opstelling van het lokale verkiezingsprogramma en de lokale kandidatenlijst.”
Wel wil het landelijk bestuur met zijn voorstel de band tussen lid en partij versterken. „De leden moeten zich meer bij de partij betrokken voelen en meer invloed kunnen uitoefenen door meer inspraak te krijgen.”
Hoe dat precies vorm moet krijgen, heeft het partijbestuur nog niet scherp. De leden kunnen volgende maand op het congres op het voornemen reageren. Zien ze het zitten, dan werkt het bestuur het voorstel verder uit.
Trend
Met de wens om de leden meer invloed te geven, „sluit de ChristenUnie aan bij een trend”, zegt prof. dr. R. A. Koole van de Universiteit Leiden. „Sinds een jaar of vijftien zie je overal in Europa dat partijen gewone leden meer zeggenschap geven.” Bijvoorbeeld door hun stem- en spreekrecht te geven op congressen en door de invoering van ledenraadplegingen en de directe verkiezing van de partijvoorzitter en de lijsttrekker door de leden. Partijen reageerden daarmee onder meer op de „populistische kritiek” dat ze te gesloten waren en te weinig transparant, aldus de hoogleraar politieke wetenschappen.
Tegelijkertijd beoogden ze ook de steeds meer op drift rakende kiezers beter te volgen. „Sommige onderzoekers stellen dat een radicaal middenkader een partij tot andere posities kan dwingen dan waar de meeste kiezers zitten en dat daarom de partijleiding tot partijvernieuwing overging.” Om het middenkader te ontwijken, kregen gewone leden meer invloed.
Koole meent dat die stelling moeilijk wetenschappelijk te bewijzen valt, maar ook niet is uit te sluiten. „Door gewone leden meer bevoegdheden te geven, kunnen partijbesturen en passant juist hun eigen macht vergroten. Individuele leden –ook al zijn het er veel– zijn immers makkelijker te manipuleren dan de partijtijgers.”
Daarom pleit hij ervoor dat er naast het vergroten van de bevoegdheden van gewone partijleden ook altijd ”checks and balances” in de partij blijven bestaan: de partijorganisatie moet het mogelijk maken tegenmacht in de partij te organiseren.
Koole, die vele publicaties over politieke partijen op zijn naam heeft staan, is ook nog eens ervaringsdeskundige. Als voorzitter van de PvdA –van 2001 tot en met 2005– probeerde hij van zijn partij een „democratische ledenpartij” te maken. Hij introduceerde onder meer de rechtstreekse verkiezing van de lijsttrekker door de leden.
Hoewel de individuele leden onder zijn bewind meer invloed kregen, zorgde hij er ook voor dat de lokale afdelingen bleven functioneren en een doorslaggevende invloed behielden. „Gewone leden zijn versnipperd en betrekkelijk makkelijk over de streep te trekken. Daarom heb je bloeiende afdelingen nodig die een georganiseerd signaal kunnen afgeven.” Zijn advies aan de ChristenUnie luidt daarom: „Een ledenpartij is een prima idee, maar zorg intern altijd voor tegenmachten.”
Hij begrijpt de wens van het ChristenUniebestuur om een netwerkorganisatie op te bouwen, waarin naast de lokale afdelingen en de individuele leden ook themagroepen, virtuele gemeenschappen of andere clubs een rol krijgen. „Het is heel goed om aansluiting te zoeken bij allerlei groepen in de partij en de samenleving. De kunst is echter wel om ze dan ook goed te betrekken bij de besluitvorming in een partij. Als ze nergens hun verhaal kwijt kunnen of er gebeurt niets mee, dan kweek je slechts frustratie.”
Ledenpartij gemeengoed
Vrijwel alle politieke partijen in Nederland zijn ledenpartijen. Behalve ChristenUnie en SGP, die een vereniging vormen van kiesverenigingen.
Ook de PVV vormt een uitzondering. Die partijkomt voort uit de op 30 maart 2005 opgerichte Vereniging Groep Wilders. PVV-leider Wilders is het enige lid van deze vereniging. PVV-Kamerlid Brinkman probeerde enkele maanden geleden de partij te democratiseren en er ook een ledenpartij van te maken. Partijleider Wilders en de fractie wezen dat plan af.
De KVP was in 1926 de laatste grote partij die zich transformeeerde van een federatie van lokale clubs naar een landelijke partij. De invoering van het algemeen kiesrecht in 1917-1919 leidde tot massademocratie, die het voor grote partijen noodzakelijk maakte een landelijke partijorganisatie op te zetten.
D66 was de eerste partij waar individuele leden op congressen rechtstreeks invloed konden uitoefenen. Die invloed kregen ze naderhand ook bij onder meer CDA, PvdA, VVD en GroenLinks. Na de Fortuynrevolte was de PvdA in 2002 de eerste partij waar gewone leden via post, telefoon of internet de lijsttrekker konden kiezen.
Bij de SGP staat de partijorganisatie momenteel niet ter discussie. De partijleden zijn allemaal lid van een plaatselijke kiesvereniging. Lid worden van de landelijke partij is niet mogelijk.
De kiesverenigingsstructuur leidt soms wel tot problemen. Als iemand verhuist uit plaats X en zich daar als lid uitschrijft, maar zich niet inschrijft bij de kiesvereniging in zijn nieuwe woonplaats Y, is hij geen lid meer. Toen de kiesvereniging in Den Helder werd opgeheven, verloor de SGP in één klap vijftien leden.
Bij sommige kiesverenigingen ligt het gevoelig als vrouwen zich aanmelden als lid. Zij mogen, na verkregen toestemming van het hoofdbestuur, lid worden van een naburige kiesvereniging.
De SGP probeert de kiesverenigingen te revitaliseren. Een aantal lokale verenigingen krijgt vanuit het partijbureau begeleiding bij bijvoorbeeld het opzetten van politieke avonden, het kweken van belangstelling daarvoor en ledenwerving. Hoe actiever een kiesvereniging, hoe meer animo er doorgaans bij de kiezers blijkt te zijn om op de SGP te stemmen.