Portugese vraag om EU-steun was niet af te wenden
BRUSSEL – Een verrassing kun je het bepaald niet noemen. Binnen de financiële wereld twijfelde er immers niemand aan dat Portugal bij de EU zou moeten aankloppen voor steun. Woensdagavond besloot het demissionaire kabinet in Lissabon die stap te zetten.
Twee weken geleden stond eigenlijk al wel vast dat een spoedig beroep op het noodfonds, dat vorig jaar mei werd opgericht om eurolanden met schuldenproblemen te helpen, onvermijdelijk was. Het lukte premier Socrates toen niet een omvangrijk bezuinigingsprogramma door het parlement te loodsen, met als gevolg dat zijn regering het ontslag indiende. De politieke onzekerheid die daarmee intrad, verzwaarde de moeilijkheden die de Zuid-Europese natie al lange tijd ontmoette op de kapitaalmarkt.
De rente die beleggers eisten op staatsleningen schoot verder omhoog. Woensdag haalde Portugal nog wel 1 miljard euro op voor een termijn van twaalf maanden, maar dat gebeurde tegen een intrest van maar liefst 5,9 procent. Drie weken eerder bedroeg de vergoeding voor zo’n obligatie 4,3 procent. Dergelijke percentages geven aan dat investeerders er niet gerust op zijn dat zij hun geld op de afgesproken datum terugkrijgen. Zij brengen daarom een flinke risicopremie in rekening.
Het bereikte renteniveau is vanuit het oogpunt van de toekomstige betalingsverplichtingen die eraan verbonden zijn, onhoudbaar. Het zadelt de schatkist op met niet te torsen lasten. Daarom kon de gang naar Brussel om daar de hand op te houden, niet uitblijven.
Als Portugal eenmaal aan het infuus ligt –waarschijnlijk ontvangt het een bedrag tussen de 50 en de 100 miljard euro– hoeft het geen middelen meer te betrekken van banken, verzekeraars en pensioenfondsen.
Lange tijd sprak Socrates geruststellende woorden. Woensdagavond echter erkende hij in een televisietoespraak de noodsituatie en benadrukte hij dat de financiële positie van zijn land „dramatisch verslechterd” is.
De huidige situatie vloeit voort uit een combinatie van een hoog overheidstekort en slechte economische prestaties. Na het uitbreken van de kredietcrisis klom het negatieve begrotingssaldo in 2009 tot bijna 10 procent van het bruto binnenlands product (bbp), terwijl de EU-spelregels een grens trekken bij 3 procent. De economie verkeert nog steeds in een recessie. Dit jaar zal naar verwachting een krimp opleveren van 1,4 procent, even veel als in 2010. De vooruitzichten om via groei en bezuinigingen het tij te keren, waren ongunstig en dat ondermijnde steeds meer het vertrouwen van partijen op de financiële markten.
Portugal is nummer drie binnen de eurozone die zich gedwongen ziet noodkredieten aan te spreken. Eerst kreeg vorig jaar mei Griekenland 110 miljard euro toegezegd van EU en IMF. In november volgde Ierland. Het pakket voor die EU-lidstaat omvat 85 miljard euro.
En weer luidt de vraag: Zal het hierbij blijven? Wat dat betreft is er een lichtpuntje. De rente op waardepapier van Spanje en Italië ging de afgelopen weken niet mee verder naar boven. Dat duidt op toenemende hoop dat zij er wel in slagen orde op zaken te stellen. Tegelijk zal niemand zijn hand ervoor in het vuur durven steken dat deze positieve ontwikkeling doorzet.