Doen
Handelingen 16:30
„Lieve heren, wat moet ik doen opdat ik zalig worde?”
Wat heeft de goede engelen tot duivelen gemaakt? Zijn het niet de zonden? Waarop volgt de tijdelijke en eeuwige dood? Zijn het niet de zonden? Daartegenover staat het hoogste goed. Dat is God, Die alle begeerten van de mens vervullen kan en een God van zaligheden is. Om van het grootste kwaad bevrijd te worden en om het hoogste goed te krijgen, vraagt de stokbewaarder: Wat moet ik doen?
Een prijzenswaardige vraag. Een vraag die men zo vaak in Gods Woord vindt. Zo vroegen die mensen op de Pinksterdag: „Wat zullen wij doen, mannen broeders?” Paulus zei op de weg naar Damascus: „Heere, wat wilt Gij dat ik doen zal?”
De stokbewaarder spreekt hier over „doen.” Dat wil zeggen dat de man door eigen kracht zalig wilde worden. Het is de mens van nature eigen om door zijn werken in de hemel te willen komen. Eigen kracht en eigen gerechtigheid zijn de voornaamste sterkten van het rijk der duisternis.
Het is ook een waarheid dat de zondaar bij de eerste overtuiging begint met werken, met bidden en lezen, ijverig de middelen van de genade te gebruiken, voor de zonden te waken enzovoort. Hij wil zo zijn vorige verzuim vergoeden. En zo hoopt hij dat God ook wat zal doen.
Jesajas Hillenius, predikant te Drachten (”Predikatiën”, 1750)