„Alexandre Guilmant: aimabel mens, geen genie”
Veertig jaar lang woonde en werkte Alexandre Guilmant, die vandaag honderd jaar geleden overleed, in Parijs. De lichtstad is zijn vermaarde organist en componist weliswaar nog niet helemaal vergeten, maar het is wel zoeken geblazen naar herinneringen.
Kurt Lueders is de gids. De van oorsprong Amerikaanse wetenschapper woont sinds 1972 in Parijs, waar hij zich wijdt aan de 19e-eeuwse Franse orgelcultuur. In 2002 verdedigde hij aan de Sorbonne-universiteit een proefschrift over het leven en werk van Guilmant.
Van de Église Réformée du Saint-Esprit, waar Lueders organist is, gaat het naar de Rue du Conservatoire. Hier volgt Guilmant in 1896 de beroemde Charles-Marie Widor op als docent orgel. Tegenwoordig is het conservatorium op deze plek vooral gewijd aan drama. Studenten buiten, de bibliothecaris binnen: niemand heeft ooit gehoord van Alexandre Guilmant.
Op de uitgestrekte Cimetière du Montparnasse is het een komen en gaan van rouwstoeten. Op deze begraafplaats –19 hectare groot– rusten de lichamen van vele grote Parijzenaren: Louis Vierne, César Franck, Jean-Paul Sartre, Camille Saint-Saëns, Simone de Beauvoir.
Lueders loopt eerst naar zijn andere ‘liefde’: Aristide Cavaillé-Coll, de beroemde 19e-eeuwse Franse orgelbouwer. Een enorme steen is opgericht voor de ”Famille Cavaillé-Coll”. Als vijfde van boven wordt hij genoemd: ”Aristide Cavaillé-Coll, facteur d’orgues”.
Naar het graf van Guilmant is het even zoeken. Hij blijkt te liggen bij een steen die gewijd is aan zijn schoonfamilie: ”Famille Blériot”. De rij namen laat zien hoe Guilmant drie jaar voor zijn overlijden zijn vrouw, Louise-Rosalie, moet begraven. Bij de vermelding van de componist zelf is iets toegevoegd: ”organiste – compositeur – professeur au conservatoire”. De enige dochter van Alexandre en Louise-Rosalie, Cécile, die een paar maanden na haar vader overlijdt en aan wie Guilmant zijn ”Noëls” (opus 60) opdroeg, is blijkbaar ergens anders begraven.
In de Sainte-Trinité is het stil deze middag. Hier wordt Guilmant op 31 maart 1871 benoemd als organist. Dertig jaar lang speelt hij tijdens de diensten. Hoog in een nis, bijna weggestopt, prijkt het drieklaviers orgel dat Cavaillé-Coll in 1868 hier bouwt. Naar verluidt inspireerde het instrument Guilmant destijds voor zijn grote orgelsonates. Later zal de bekende componist Olivier Messiaen meer dan zestig jaar in deze kerk werken, in 1992 opgevolgd door de orgelvirtuoos Naji Hakim. Onlangs werd bekend dat een leerling van Messiaen, Loïc Mallié, op deze plek is benoemd.
De parochie houdt vandaag de dag de nagedachtenis van Messiaen levend, dat is duidelijk. De naam van Guilmant lijkt nauwelijks meer genoemd te worden. Ook buiten de kerk lijkt Guilmant vergeten: het huis waar de componist tot 1897 woont, om de hoek in de Rue de Clichy, is verdwenen.
Even ten zuidwesten van Parijs ligt Meudon, de plek waar Guilmant jarenlang, tot aan zijn dood, woont en werkt. De straat direct langs de spoorlijn is naar hem vernoemd: Rue Alexandre Guilmant. De componist laat aan deze weg in 1897 een enorm huis bouwen: ”Villa Guilmant”. De mensen kunnen aan de deur zijn muziek kopen. In de villa komt een enorm drieklaviers huisorgel met 28 stemmen te staan, gebouwd door Cavaillé-Coll.
Helaas, van de villa rest niets dan de toegangspoort. Een apartementencomplex nam de plaats van het huis in. Een gedenkplaat op de poort houdt echter de herinnering aan de grootmeester levend: ”Alexandre Guilmant a habite cette maison depuis 1897 jusqua sa mort le 28 mars 1911”.
Maar dat is niet het enige dat resteert. In de straat om de hoek staat nóg een enorme villa waar jarenlang een groot componist leefde: Marcel Dupré (1886-1971). Deze leerling van Guilmant verwerft na diens dood zijn huisorgel. In 1926 wordt het overgeplaatst naar de concertzaal die Dupré aan zijn huis heeft laten bouwen. Het instrument wordt uitgebreid met een vierde klavier en gemoderniseerd.
De huidige bewoonster van de villa is zo vriendelijk de concertzaal te laten zien. Het enorme huisorgel vult de hele achterwand van de zaal. Foto’s en andere afbeeldingen aan de muur roepen de tijd van Guilmant en Dupré in herinnering.
Toen ze het huis van de dochter van Dupré kocht, heeft ze moeten beloven dat de zaal intact bleef en voor concerten gebruikt zou blijven worden, vertelt de bewoonster. Dat dat gebeurt, blijkt uit de concertaankondigingen die overal hangen. Daarbij wordt regelmatig ook de vleugel die naast het orgel staat ingeschakeld.
Als Kurt Lueders over de betekenis van Guilmant begint, is hij niet snel uitgepraat. Hij wil graag evenwichtig formuleren. Want Guilmant wordt dan tegenwoordig wel gezien als een van de grootste organisten van de late 19e eeuw, dat is lang niet altijd zo door iedereen gezegd. Sterker nog: men duidde zijn composities wel aan als de ”muziek van de slechte smaak”, zowel in Frankrijk als daarbuiten. Zelfs leerlingen als Dupré speelden Guilmants werken zelden. Pas rond 1980 keerde het tij en kregen organisten weer waardering voor de Fransman.
Lueders wil graag ieder stuk van Guilmant afzonderlijk beoordelen. „Als je bijvoorbeeld naar de acht orgelsonates kijkt, zie je dat de een interessanter is dan de andere. De eerste, derde, vijfde en zevende zijn wat mij betreft de betere. De derde bijvoorbeeld: uitstekend! Maar in andere stukken zitten echt zwakke momenten. Zijn laatste opusnummer bijvoorbeeld, ”Trois Oraisons pour Orgue”, is gebaseerd op een slechte improvisatie. Het heeft weinig substantie.”
Tegelijk zijn er composities die weinig bekend zijn, maar er wel uitspringen, vindt Lueders. „Het stuk ”Morceau symphonique pour Trombone et Piano” (opus 88) is voor mij echt het hoogtepunt: fantastisch, perfect! Maar weinig gespeeld. Opus 12 bevat vijf mooie koormotetten die in Finland heel geliefd zijn, maar elders nauwelijks bekend. Psalm 83 voor koor en orgel (opus 8): heerlijk! Het stuk ”Christus Vincit” voor koor en orgel (opus 64): heel goed!”
Als mens was Guilmant geliefd, zegt Lueders. „Hij was integer, eerlijk, gelovig, stond altijd voor anderen klaar. En ook in zijn componeerwerk richtte hij zich op het publiek. Hij improviseerde veel en gaf vrijwel alles direct uit. Maar hij was niet zo creatief en origineel als anderen. Vaak is het voorspelbaar wat hij doet. Als componist was hij gewoon geen genie.”
Vooral in vergelijking met anderen uit de Franse school als Charles-Marie Widor, César Franck en Marcel Dupré is veel van Guilmants muziek van de tweede garnituur, zegt Lueders. „Franck bijvoorbeeld torent boven hem uit. Bij hem is het altijd verrassend, met een ongelooflijke originaliteit en diepte. Franck is de Franse Franz Liszt. Maar ook Widor staat voor mij boven Guilmant. Zijn muziek is toch veel sterker ontwikkeld. Dupré zie ik als de beste leerling van Guilmant, die veel meer een genie was dan zijn leermeester.”
Graag ontkracht Lueders een paar mythes die over Guilmant in omloop zijn. „Hij zou bijvoorbeeld bij de Sainte-Trinité weg zijn gegaan in 1901 omdat z’n orgel was omgebouwd toen hij op tournee was naar de VS. Dat verhaal kennen we alleen van Louis Vierne, zijn assistent, die het 35 jaar later vertelt. Het is echter gewoon niet juist.”
Nog zo’n mythe: de eerste orgelsonate zou oorspronkelijk voor orgel en orkest geschreven zijn. Lueders: „Er zijn ten minste drie versies van het stuk. De eerste, voor orgel, was heel zwak. Toen kwam Guilmant met een tweede versie, voor orgel en orkest. Vervolgens bleef hij schaven, tot versie drie ontstond: de bekende orgelsonate die we nu kennen.”
Een derde mythe: het bekende stuk ”Marche funèbre et chant séraphique” (dodenmars en engelenzang) zou Guilmant geschreven hebben na het overlijden van zijn moeder. Lueders: „Helaas, toen hij deze compositie schreef, was ze nog in leven. Hij gaf het stuk pas na haar dood uit, maar toen was de première allang geweest.”
Levensloop
Alexandre Guilmant wordt op 12 maart 1837 in Boulogne-sur-Mer (bij Calais) geboren. Hij studeert onder anderen bij de Belgische orgelmeester Jacques-Nicolas Lemmens in Brussel. In 1871 krijgt hij een aanstelling als organist van de Sainte-Trinité in Parijs, een functie die hij dertig jaar lang vervult.
Als docent is Guilmant verbonden aan het conservatorium van Parijs, als opvolger van Charles-Marie Widor, en aan de door hemzelf opgerichte Schola Cantorum. Bekende leerlingen zijn Marcel Dupré, Joseph Bonnet, Henri Mulet en René Vierne.
Als concertorganist maakt Guilmant naam in binnen- en buitenland, onder andere vanwege drie tours naar de Verenigde Staten en frequente bezoeken aan Engeland. Als componist van onder andere kerk-, harmonium- en orgelmuziek is hij zeer actief, waarbij vooral zijn acht orgelsonates bekend zijn geworden.
Op 29 maart 1911 sterft Guilmant in Meudon, een voorstad van Parijs.
In Nederland zijn het vooral de organisten Ben van Oosten, Herman van Vliet en Peter Eilander die zich toegelegd hebben op de uitvoering van de (integrale) orgelwerken van Guilmant.
Daniel Roth, St-Sulpice Parijs (Motette 11531)
Daniel Roth, St-Sulpice Parijs (Motette 11531)
Daniel Roth, St-Sulpice Parijs (Motette 11531)
Daniel Roth, St-Sulpice Parijs (Motette 11531)