Kerk & religie

Ds. M. J. Kater: Zingen over de eeuwige Zoon

Na twee forse boeken over de pre-existentie van de Zoon concludeert ds. M. J. Kater dat onze gewone taal tekortschiet om het mysterie van Christus te beschrijven. „Wanneer je er het meest van begrijpt? Het moment waarop je niet schrijft, maar je hart ervan zingt.”

25 March 2011 17:57Gewijzigd op 14 November 2020 14:14
Ds. M. J. Kater promoveert op een studie over het voorbestaan van de Zoon. „Het hele proces van belijdenisvorming in de Vroege Kerk ging om onze záligheid: alleen Gód kan ons verlossen.” Foto RD, Anton Dommerholt
Ds. M. J. Kater promoveert op een studie over het voorbestaan van de Zoon. „Het hele proces van belijdenisvorming in de Vroege Kerk ging om onze záligheid: alleen Gód kan ons verlossen.” Foto RD, Anton Dommerholt

Aan het eind van het tweede deel citeert hij Ephraïm de Syriër: „Een dorstig persoon verheugt zich omdat hij heeft gedronken. Hij is niet bedroefd omdat gebleken is dat hij niet in staat is de fontein leeg te drinken.” Ds. Kater: „Zo voelt het, ja. Je hebt een poosje gedronken uit de fontein van het mysterie van Jezus, de Christus. Maar je hoeft niet bang te zijn dat je de fontein zult leegdrinken. Hij is onuitputtelijk.”

De achterliggende jaren werkte de christelijk gereformeerde predikant aan een dissertatie over een aspect van de leer aangaande Christus (christologie): het voorbestaan, de pre-existentie van de Zoon. In het eerste deel van ”Kom en zie”, dat vorig jaar al verscheen, beschrijft hij hoe drie hedendaagse theologen over deze zaak spreken. In deel II gaat ds. Kater op zoek naar de elementen in de christelijke theologie die van belang zijn voor het spreken over de pre-existentie van de Zoon, en wat de relevantie van dit aspect van de christologie is voor de theologie van vandaag. Dinsdag promoveert hij aan de Theologische Universiteit Apeldoorn op zijn studie.

Hoe legde u de achterliggende tijd aan gemeenteleden uit waar u mee bezig was?

„Dat was niet altijd eenvoudig. Het gaat om de vraag Wie Jezus is. Was Hij een gewoon mens, Die later bijzonder bleek te zijn? Van Wie de Heere God bezit had genomen, waardoor Hij Zoon van God werd? Dan is de liefde van de Zaligmaker voor ons in de loop van de tijd ontstaan. Of gaat die veel verder terug? Als je het zo benadert, merk je dat er enorm veel mee gemoeid is. De hele leer van de drie-eenheid, ja, de totale werkelijkheid. Paulus zegt in Kolossensen 1 dat alles in Christus geschapen is. Laat je Hem wegvallen, of je zegt dat dat achteraf ingevuld is, dan raak je alles kwijt.”

In hoeverre stond voor u van tevoren vast dat u het voorbestaan van Christus wilde verdedigen?

„Je weet natuurlijk wat we in het klassieke belijden van de vroege kerk leren: dat de Zoon geboren is uit de Vader, „vóór alle eeuwen.” In die zin ben je bevooroordeeld, maar dat is iedereen. Ik heb wel geprobeerd heel goed te luisteren hoe men in de 4e eeuw tot deze belijdenis gekomen is. Daarom behandel ik in mijn boek eerst de belijdenis van de kerk, om vervolgens het spreken van de Schrift na te gaan. Dat is het hart van m’n boek. En dan komt de vraag wel eens boven: Stel dat de Schrift geen aanleiding blijkt te geven om over Jezus meer te zeggen dan dat Hij een mens was Die slechts tussen wieg en graf leefde? Had ik die conclusie kunnen trekken?”

Sloeg de vertwijfeling wel eens toe?

„Vertwijfeling is te sterk. Wel dat je onthutst bent. Bijvoorbeeld als bij iemand als Kuschel, een van de drie hedendaagse theologen die ik beschrijf, de ene na de andere zekerheid onderuitgaat. Dat zet je aan het denken. Hoe kan iemand die dezelfde Bijbel leest tot zulke conclusies komen? Soms erger je je gewoon als je ziet hoe iemand vanuit z’n eigen kader de Schrift leest. Dan is alles wat de Bijbel over de eeuwige Christus zegt poëzie. Terwijl mijn punt juist is: we hebben onze belijdenis en verwijzen vervolgens naar de Schrift. Waarom zeggen we niet dat Christus als de eeuwige Zoon Zich in de Schrift gewoon aan je opdringt? Vertwijfeling? Nee, maar van tijd tot tijd hebben de vragen van eeuwigheid en tijd me wel overweldigd. Je raakt je onbevangenheid kwijt, maar ik heb het toch als een heilzaam proces ervaren.”

Waarom de titel ”Kom en zie”?

„Het was mijn intredetekst in Zeist. Maar die kwam tijdens deze studie terug. Johannes en Andreas hebben in Johannes 1 iets in Jezus gezien, dat Hij meer is dan een gewoon mens. Vervolgens nodigt Jezus hen uit om Zijn verblijfplaats te komen bezien. Het Evangelie geeft daarmee aan dat het niet om een object gaat dat je op de ontleedtafel legt, maar om een Persoon Die Zelf uitnodigt en toestemming geeft: „Ontdek maar Wie Ik ben.” Dat is wat ik heb willen doen in deze studie.”

U waarschuwt voor abstracte bespiegelingen over een ”tweede persoon van het goddelijk wezen”.

„Ik heb vanuit de Schrift de dingen willen laten zien. Als je spreekt over ”de tweede persoon van het goddelijk wezen”, ben je abstract, dogmatisch bezig. Dat hoeft niet verkeerd te zijn. Maar we moeten niet vergeten dat het hele proces van belijdenisvorming in de Vroege Kerk om onze záligheid ging: alleen Gód kan ons verlossen, en daarom móét de Zoon van „vóór alle eeuwen” zijn. Dat is persoonlijk. We belijden dat de Schrift bron en norm voor ons is. Zet daar dan ook in. En dan zegt Jezus als het ware: „Je kunt me niet leren kennen door op een stoel te gaan filosoferen over ”de tweede persoon”. Nee, hier ben Ik. Kom en zie.” Dat is belangrijk: dat we vanuit de existentie van Jezus, de Christus, dus zoals Hij naar ons toegekomen is, spreken over de pre-existentie van de Zoon.”

U bent de verwondering niet kwijtgeraakt.

„John Owen zegt dat je Christus moet leren bewonderen om Wie Hij is, zonder dat Hij nog iets voor je gedaan heeft. Om de verhevenheid van Zijn persoon. Als je daar dieper over nadenkt, krijg je Hem meer lief. Dat heb ik ervaren, ja. En daar hoort inderdaad verwondering bij. Paulus zegt in 1 Timotheüs 3: „De verborgenheid der godzaligheid is groot; God is geopenbaard in het vlees.” Dat is geen stenoregel, maar een uitroep van verwondering. Dan is de gewone taal niet toereikend, maar grijp je naar de poëzie. Want dan begrijp je er het meest van: het moment waarop je niet schrijft, maar je hart ervan zingt.”

Welk lied zou u hierover willen zingen?

„Je kunt natuurlijk het Liedboeklied ”Eeuwig Woord, U willen wij bezingen” noemen. Heel mooi. Maar nog liever kies ik Hooglied 5: „Al wat aan Hem is, is gans begeerlijk.” Daar kun je exegetische kanttekeningen bij maken. Maar uiteindelijk gaat het hier om de taal van de poëzie. En die taal is heel geschikt om Christus te bezingen, ook als het gaat om Zijn eeuwig bestaan.”


Ds. M. J. Kater

Maarten Jacob Kater (Numansdorp, 1962) uit Kampen haalde na de middelbare school de onderwijsakten wiskunde mo A en B. Van 1982 tot 1990 doceerde hij wiskunde aan de Prins Maurits in Middelharnis. Van 1990 tot 1994 studeerde hij theologie aan de Theologische Universiteit van de Christelijke Gereformeerde Kerken in Apeldoorn, waarna hij in 1994 in de christelijke gereformeerde kerk van Zeist tot predikant werd bevestigd. In 1998 haalde hij zijn doctoraalexamen met een scriptie over de geloofsopvatting in de theologie van Jonathan Edwards. In 2007 werd hij door de synode van de CGK benoemd tot parttimedocent dogmatiek en apologetiek aan de TUA. Sinds 2009 is hij als predikant parttime verbonden aan de gemeente van Sint Jansklooster.


Kom en zie

In deel I van ”Kom en zie” beschrijft ds. Kater hoe drie 20e-eeuwse theologen schrijven over de pre-existentie (het voorbestaan) van de Zoon. Het gaat om de rooms-katholieke Tübinger theoloog Karl-Josef Kuschel (1948), de Duitse lutherse theoloog Wolfhart Pannenberg (1928) en de Engelse theoloog Colin E. Gunton (1941-2003). De opvattingen van de geleerden lopen sterk uiteen. Terwijl voor de een het spreken over de pre-existentie van de Zoon behoort tot een mythologisch wereldbeeld dat het onze niet meer is (Kuschel), schrijft de ander liever over een metaforisch spreken zonder dat dit slechts een ”bij wijze van spreken” is: de metafoor beantwoordt aan een werkelijkheid en is ten diepste gefundeerd in het eenswezens-zijn van de Zoon met de Vader.

Na dit gesprek met de hedendaagse theologie wil ds. Kater in deel II van ”Kom en zie” een „bijdrage leveren aan de bezinning op de vraag hoe we in de huidige systematische theologie op een verantwoorde en verstaanbare manier kunnen spreken over de pre-existentie van de Zoon.”

Allereerst gaat hij na hoe het woord ”pre-existentie” in de christelijke theologie een plaats heeft gekregen. Ook gaat hij in op de plaats die Spreuken 8:22-31 in de christologische discussies heeft ingenomen. Ds. Kater concludeert dat het spreken over de pre-existentie van de Zoon niet kan gebeuren „door in Spreuken 8 voor wijsheid zondermeer overal Zoon in te vullen. Evenmin kan hier op exegetische gronden sprake zijn van de eeuwige generatie van de Zoon.” Wel licht in de wijsheid van het Spreukenboek, als we teruglezen vanuit het Nieuwe Testament, iets op „van wat in de Zoon Jezus Christus ten volle aan het licht gekomen is.”

In het hart van het boek, hoofdstuk 3, gaat de predikant na hoe het belijden van de pre-existentie van de Zoon is opgekomen vanuit de Schrift. Naast Johannes 1:1-18 krijgt vooral Kolossensen 1:15-20 veel nadruk.

In hoofdstuk 4 verkent ds. Kater drie grenzen die worden overschreden als we Jezus’ existentie verbinden met Zijn pre-existentie: de ontologische, de epistemologische en de eschatologische grens.

In hoofdstuk 5 maakt de auteur de balans op. Bij het spreken over de pre-existentie van de Zoon kan volgens hem methodisch het beste gebruikgemaakt worden van de Engelse begrippen ”from within” en ”from ahead”. Daarmee wil hij loskomen van het onderscheid tussen ”van boven” en ”van beneden”, wat heeft geleid tot een boedelscheiding van historie en theologie. „God zou dan ‘boven’ de wereld zijn in een transcendente tijdloosheid, terwijl de geschiedenis zich ‘beneden’, in tijd en ruimte afspeelt.” Met de complementaire benaderingen ”from within” (vanuit de geschiedenis) en ”from ahead” (vanuit Gods eschatologische werkelijkheid) echter wordt uitgedrukt dat de Zoon er enerzijds in de geschiedenis van Israël altijd geweest is (”from within”), terwijl Hij anderzijds ‘van de overkant’ kwam en ons een eeuwigheid voor is (”from ahead”).

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer