Defensie zakt door bezuinigingen af naar amateurniveau
Dezer dagen brengt de regering naar buiten hoe ze op Defensie gaat bezuinigen. Eerder maakte minister Hillen al bekend dat het bedrag van de kortingen sinds het regeerakkoord is opgelopen tot 10 procent van het budget en dat die bezuiniging waarschijnlijk 10.000 van de circa 70.000 militaire en civiele arbeidsplaatsen zal gaan kosten.
Voordat Nederland zich vorig jaar vanwege de kabinetscrisis moest terugtrekken uit de Afghaanse provincie Uruzgan bevonden we ons in de eredivisie van landen die internationaal militair optreden, samen met onder meer Amerika, Engeland, Canada en Australië. Volgens het coalitieakkoord wil de regering het huidige krijgsmachtmodel, een veelzijdig inzetbaar leger dat ook hoog in het geweldsspectrum kan opereren, aanhouden. Dat is die eredivisie. Maar is het niet reëel om ervan uit te gaan dat we –om bij voetbaltermen te blijven– internationaal degraderen naar de amateurklasse?
Kaasschaaf of wapensysteem
In essentie heb je bij defensiebezuinigingen twee keuzen. De ene is die van de kaasschaafmethode: delen van de bestaande wapensystemen of militaire eenheden wegdoen. Bijvoorbeeld tien F-16’s minder, evenals dertig tanks en drie mijnenvegers. Bij deze methode kan de specifieke taak van het wapen of de eenheid in stand blijven.
Het alternatief is om complete wapensystemen of militaire eenheden op te doeken. Zo is recentelijk uitgelekt dat bij de landmacht alle tanks zouden worden afgeschaft en bij de luchtmacht alle transporthelikopters van het type Cougar. Met het afstoten van de tanks verdwijnen ook de tankbataljons en dus het wapen van de cavalerie van het toneel.
Nog rigoureuzer zou het zijn om een compleet krijgsmachtonderdeel af te schaffen. Bijvoorbeeld de jongste tak van het leger, de marechaussee, door die ‘over te boeken’ naar de gewone politie. Had Pim Fortuyn destijds al niet het idee om land- en luchtmacht af te schaffen en de gehele krijgsmacht te concentreren op een of meer vliegdekschepen?
Ambities en taken
Ik heb in deze krant herhaaldelijk benadrukt dat volgens de boekjes van politicologie en strategie de regering eerst eens moet laten zien wat haar politieke ambities zijn, om daarvan vervolgens de militaire taken en een dito gefinancierde krijgsmacht af te leiden. Maar in een tijd van bezuinigingen is dit aan dovemansoren gericht: de omvang van de (sterk ingekrompen) pot geld voor Defensie is vastgesteld en het departement zoekt maar uit hoe het eruit komt.
Desalniettemin zal deze houding uiteindelijk consequenties hebben voor het Nederlandse veiligheidsbeleid, waarvan de krijgsmacht een belangrijk instrument is. Srebrenica betekende een ommekeer in het militaire denken: de Verenigde Naties hadden ons in de steek en aan ons lot overgelaten. Voortaan nam de Nederlandse krijgmacht bij internationale operaties zelf alle gevechtsondersteunende zaken mee, zoals artillerie, gevechtshelikopters en F-16’s. Als de regering nu besluit om bepaalde wapensystemen af te stoten, zoals de tanks en transporthelikopters die al in de pers genoemd zijn, heeft dit voor deze wijze van militair optreden consequenties. Wellicht hebben we straks niet meer alle wapensystemen zelf en moeten we noodgedwongen toch een beroep doen op anderen. En dat wilde Nederland na Srebrenica juist niet meer.
Voorts moet de Nederlandse krijgsmacht naar de vigerende politiek-militaire ambities een aantal militaire operaties in het buitenland tegelijkertijd en voor langere duur kunnen uitvoeren. En indien noodzakelijk ook met een hoge mate van geweld. Het is zeer de vraag of deze doelstellingen straks nog haalbaar zijn met zo veel wapens minder dan wel de afschaffing van complete wapensystemen en met een reductie van maximaal 20 procent van het aantal militairen. Kortom, het ligt voor de hand dat de bezuinigingen op Defensie ook wijzigingen in het ambitieniveau van het defensie- en veiligheidsbeleid tot gevolg zullen hebben.
Aanzien en steun
Met een kleinere krijgsmacht en dito gereduceerde politiek-militaire ambities heeft Nederland ook minder in de internationale melk te brokkelen. De Nederlandse invloed op het wereldtoneel loopt terug. Dat bleek al na de terugtrekking uit Uruzgan. Nadat besloten was om de militaire aanwezigheid in Afghanistan te beëindigen, was Nederland niet meer welkom op het G20-overleg van de belangrijkste politiek-economische mogendheden.
Bij mijn Belgische vrienden bespeur ik enige hilariteit en leedvermaak. Dat heb ik te danken aan mijn snaakse opmerkingen in artikelen zoals voor deze rubriek, over het trieste niveau van de gevechtsgereedheid van het Belgische leger. Zo hoor ik van hen dat wij nu in hetzelfde schuitje zitten. Daar kan ik weinig tegen inbrengen, behalve dan op het best haalbare te hopen.
Terwijl duizenden Nederlanders demonstreren tegen kortingen op onderwijs of sociale zekerheid moet de krijgsmacht helaas massale steun onder de bevolking ontberen. Men steunt wel de militairen op uitzending. Maar niet de instandhouding van een fatsoenlijk peil van defensiebestedingen, passend bij een land met een fors economisch vermogen en dat het bevorderen van de internationale rechtsorde als grondwettelijke taak van de krijgsmacht voorschrijft. Jammer van onze verloren plaats in de eredivisie.
De auteur is docent aan het Departement Conflictstudies van de Koninklijke Militaire School in Brussel. Reageren aan scribent? goedbekeken@refdag.nl