Economie

Fiscale tegemoetkoming voor ouders

Ouders die voorzien in het levensonderhoud van hun kinderen jonger dan 30 jaar kunnen in aanmerking komen voor de persoonsgebonden aftrek. Belastingplichtigen kunnen bij een juiste toepassing van deze aftrekpost een fiscaal voordeel behalen.

Bram Cornelissen
24 March 2011 07:44Gewijzigd op 14 November 2020 14:12

Slechts onder bepaalde voorwaarden kunnen belastingplichtigen in hun aangifte inkomstenbelasting kosten voor het levensonderhoud van kinderen jonger dan 30 jaar in aftrek brengen.

De belastingplichtige heeft één kind of meerdere kinderen die jonger dan 30 jaar zijn.

Het kind of de kinderen moeten ‘behoeftig’ zijn, zij moeten niet in staat zijn om zelf in hun levensonderhoud te voorzien. Bij levensonderhoud gaat het om bijdragen voor levensbehoeften, zoals kleding, voeding, huisvesting en studie.

Het kind of de kinderen hebben geen recht op studiefinanciering, een tegemoetkoming in de studiekosten of een (vergelijkbare) buitenlandse regeling, en de belastingplichtige ontvangt voor deze kinderen geen kinderbijslag.

De uitgaven zijn (per kind) per kwartaal minimaal 408 euro.

De aftrek van kosten wordt in de aangifte inkomstenbelasting per kalenderkwartaal bepaald. Bij het begin van het kwartaal moet voldaan zijn aan de genoemde voorwaarden. Als de situatie tijdens het kwartaal verandert, wordt daar pas in het eerstvolgende kwartaal rekening mee gehouden bij het berekenen van de aftrek van kosten. Uitgaven voor ziekte, invaliditeit, bevalling en voor luxezaken (zoals een auto, huis, huwelijksuitzet of bijdrage op de spaarrekening) komen niet in aanmerking als uitgaven voor levensonderhoud van kinderen.

Wanneer het kind voldoende eigen inkomen of vermogen heeft om in levensonderhoud te voorzien, kunnen er geen of slechts beperkt kosten voor levensonderhoud in aftrek worden gebracht. Stel, het kind heeft maandelijks een inkomen uit een bijbaantje van 1000 euro. Om in zijn levensonderhoud te kunnen voorzien heeft het kind echter 1500 euro nodig. De ouders van het kind betalen 1000 euro, waarvan 500 euro noodzakelijk is om in het levensonderhoud te kunnen voorzien. De ouders hebben in deze situatie recht op aftrek, omdat het kind niet volledig in zijn levensonderhoud kan voorzien en er minimaal voor 408 euro door de ouders wordt bijgedragen.

De kosten die in aftrek mogen worden gebracht zijn –onafhankelijk van het bedrag waarvoor is bijgedragen in het levensonderhoud mits minimaal 408 euro– gefixeerd op vaste bedragen. De volgende gefixeerde bedragen zijn per kwartaal aftrekbaar.

Uitgaande van kinderen in de leeftijdscategorie jonger dan 6 jaar met een minimum aan kosten van 408 euro, is voor de ouders 295 euro aftrekbaar. Voor kinderen tussen de 6 en de 12 jaar ligt dat bedrag op 355 euro. Voor jongeren tussen de 12 en de 18 jaar kunnen ouders 415 euro per kwartaal aftrekken voor kosten aan levensonderhoud. Voor (jong)volwassenen tussen de 18 en de 30 jaar ligt dat bedrag op 355 euro.

Voor de ouders van uitwonende jong(volwassenen), in de leeftijdscategorie van 18 tot 30 jaar, geldt een andere situatie. Omdat deze categorie studerenden of werkenden meer kosten maakt, kunnen ouders een aanmerkelijk hogere tegemoetkoming verwachten.

Wanneer ouders meer dan 50 procent bijdragen in de totale kosten van het kind en deze kosten minimaal 710 euro per kwartaal zijn, mag per kwartaal 710 euro in aftrek worden gebracht. In de situatie dat een kind voor meer dan 90 procent wordt onderhouden door de ouders en de kosten minimaal 1065 euro zijn, mag per kwartaal 1065 euro in aftrek worden gebracht.

Het mag duidelijk zijn dat de aftrek voor het levensonderhoud van kinderen niet zomaar mogelijk is, zeker niet in de situatie dat een kind eigen inkomsten heeft. Dit werd in een recente uitspraak van het gerechtshof in Arnhem nog weer eens bevestigd.

In de zaak stond ter discussie of de belastingplichtige (vader), die in belangrijke mate voorzag in zijn levensonderhoud van zijn zoon, terecht in zijn aangifte inkomstenbelasting kosten in aftrek had gebracht als ”uitgaven voor het levensonderhoud van kinderen jonger dan 30 jaar”. Naast de bijdrage van zijn vader had de zoon –die in 2005 was gestart met een pilotenopleiding– geen recht op studiefinanciering. Hij leende geld bij een bank ter bekostiging van de relatief dure studie, alsmede een gedeelte van zijn levensonderhoud. De zoon genoot verder geen inkomsten en beschikte niet over eigen vermogen.

Het hof vindt dat de inspecteur in deze zaak terecht de aftrek van kosten heeft geweigerd. Volgens het hof dienen voor de vraag of de zoon behoeftig is de leenbedragen te worden meegenomen bij het vaststellen van de eigen middelen van de zoon.

In dat geval heeft het hof geconcludeerd dat de zoon niet afhankelijk was van de levensonderhouduitgaven van de vader. De vader kan in dit kader dan ook geen kosten in aftrek brengen in zijn aangifte inkomstenbelasting.

De auteur is werkzaam bij de belastingadviespraktijk van PwC. Reageren aan scribent? Fiscaliteiten@refdag.nl

Meer over
Fiscaliteiten

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer