Hervormde handreiking legitimeert de pluraliteit
Het moderamen van de synode van de Nederlands Hervormde Kerk poogde recent met een handreiking de bezwaarden tegen het SoW-proces tegemoet te komen. Dr. W. van Vlastuin
kan er absoluut niet mee uit de voeten. Voor hem is deze handreiking geen handreiking aan hen die vasthouden aan de gereformeerde confessie. In een schrijven van 9 mei heeft het moderamen van de synode van de Nederlandse Hervormde Kerk een verklaring opgesteld die kerkenraden kunnen ondertekenen. In deze verklaring spreken de kerkenraden uit dat zij in hun geweten bezwaard zijn over de weg die de Nederlandse Hervormde Kerk gaat. In de verklaring spreken zij bovendien uit dat zij zich gebonden weten aan de gereformeerde belijdenis. Met Gods hulp zullen zij weerspreken en weren al wat met dit belijden in strijd is.
Wat is de waarde van deze verklaring? Is deze handreiking werkelijk een handreiking voor degenen die in hun geweten bezwaard zijn? Een aantal overwegingen:
Deze verklaring biedt niets nieuws. De gebondenheid aan de gereformeerde belijdenis is er niet dankzij deze verklaring, maar dankzij de orde van de PKN. Iedereen in de PKN is gebonden aan de gereformeerde belijdenis, zoals iedereen ook gebonden is aan de lutherse belijdenisgeschriften. Dat we in de PKN ook gebonden zijn aan de lutherse belijdenis wordt in deze verklaring verzwegen, maar het is wel het geval. Het spreken is hier minstens versluierend te noemen.
Het unieke van de verklaring is ook niet dat men zich in de plaatselijke gemeente kan houden aan de structuren van het gereformeerde kerkelijke leven. Er was voor een gemeente reeds lang de mogelijkheid om uit te spreken dat alleen belijdende leden ten avondmaal worden genodigd en voor het ambt worden geroepen. Datzelfde geldt voor de mogelijkheid om als plaatselijke gemeente uit te spreken dat alleen huwelijken tussen man en vrouw worden ingezegend. Is het overigens geen miskenning van Christus als Hoofd van de kerk dat gemeenten hierover aparte besluiten moeten nemen? In een kerk die zich aan het juk van Christus onderwerpt, staan deze zaken niet ter discussie.
Is het bijzondere van deze verklaring misschien dat kerkenraden zullen weerspreken en weren al wat met het gereformeerde belijden in strijd is? In artikel 1.10 van de kerkorde van de PKN staat: „De kerk weert wat haar belijden weerspreekt.” Aangezien de gereformeerde belijdenis behoort tot de PKN, is de roeping om alles te weren wat het gereformeerde belijden weerspreekt gegeven met de kerkorde van de PKN.
Gezien de toelichting bij de verklaring is het niet de bedoeling om de dwalingen die tot de geestelijke basis van de PKN behoren te weren. Er wordt eenvoudig ontkend dat er sprake is van onbijbelse beginselen: „Dit uitgangspunt maakt duidelijk dat deze kerkorde geen ruimte wil geven voor het invoeren van leringen en praktijken die in strijd zijn met de Heilige Schrift.” En even verder: „Wanneer binnen de reformatorische traditie verschillen in de leer worden vastgesteld, is het antwoord van de Protestantse Kerk daarop niet dat deze opvattingen over en weer als onschriftuurlijk worden veroordeeld, maar veeleer dat de zoektocht naar het gemeenschappelijk verstaan van de Heilige Schrift verder moet worden verdiept.” Het begeleidend schrijven ontkent dat er sprake is van een plurale kerk.
De aangeboden verklaring van het moderamen van de synode betekent dus niet dat we mogen zeggen dat de afval der heiligen in de Augsburgse Confessie onbijbels is. We kunnen ons evenmin distantiëren van de opvatting dat de doop noodzakelijk is voor het heil. Datzelfde geldt van de avondmaalsleer in deze belijdenis. De Augustana verwerpt de overtuiging dat Christus op een geestelijke wijze tegenwoordig is in het avondmaal en dat Christus alleen op een geestelijke wijze ontvangen kan worden. Daarvan mogen we blijkens de toelichting bij de verklaring ook niet beweren dat het onschriftuurlijk is.
Kortom, men mag krachtens de verklaring weren wat tegen de gereformeerde belijdenis ingaat, maar dat kan niet betekenen dat men een kerkelijk recht heeft om zich te keren tegen onbijbelse beginselen in de grondleggende artikelen van de nieuwe kerk.
- In het begeleidende schrijven van het moderamen van de synode wordt ook ingegaan op de plaats van de Leuenberger Konkordie. Er wordt niet ontkend dat deze Konkordie een leesregel is voor de belijdenis, wel dat ze een bindende leesregel is. Men kan de Konkordie dus wel zien als een leesregel voor de belijdenis. Wie door de bril van de Konkordie naar de belijdenis kijkt en dan tot opvattingen komt die haaks staan op Schrift en belijdenis heeft het kerkelijk recht aan zijn zijde. Het wordt nog gevaarlijker als van de Konkordie van Leuenberg wordt gezegd dat de eenheid tussen lutherse en gereformeerde belijdenisgeschriften daarin wordt uitgedrukt. Blijkbaar kan de Leuenberger Konkordie gezien worden als het verbindende en gemeenschappelijke element tussen beide tradities. De Konkordie vertolkt datgene waarover eenheid bestaat. Vreselijk, wanneer we bedenken dat in art. III.24 staat: „Over de verkiezing kan daarom alleen gesproken worden met het oog op de roeping tot het heil in Christus.” Hiermee wordt de persoonlijke verkiezing tot persoonlijk geloof ontkend. Dit is erger dan de dwaling van de remonstranten.
Het volgende artikel onderstreept dat nog eens: „Het getuigenis van de Schrift aangaande Christus maakt het ons onmogelijk een eeuwig raadsbesluit van God tot uiteindelijke verwerping van bepaalde personen of van een volk te aanvaarden.” Wie de leer van de verkiezing loslaat, laat ook de leer van de rechtvaardiging van de goddeloze los. Een God Die niet verkiest en verwerpt, is niet de God van de Schrift. Het is evenmin de Vader van de Heere Jezus Christus. God wordt hier in Zijn diepste Wezen aangetast.
- Het moderamen van de synode onderstreept in het begeleidende schrijven dat „de uitdrukkingen dat men zich exclusief gebonden acht aan het gereformeerd belijden en slechts daaraan gehouden wil worden, zich niet verdragen met de grondleggende bepalingen zoals die in art I van de kerkorde zijn verwoord.” Dat geldt eveneens van de weigering om anderen te erkennen en te respecteren in hun (bijzondere) verbondenheid ten aanzien van het belijden. In een dergelijke benadering wordt het gezamenlijk kerkzijn ten diepste ontkend. Daar verandert het onderschrijven van de aangeboden handreiking dus niets aan.
Integendeel. Door de extra handtekening erkent men dit uitgangspunt heel uitdrukkelijk. Het alleenrecht van de gereformeerde belijdenis op het geheel van de kerk wordt dan opgegeven. Degenen die in de PKN willen meegaan om de hele kerk terug te roepen tot de gehoorzaamheid aan Gods Woord zoals dat in de gereformeerde belijdenis is verwoord, kunnen dit compromis niet sluiten. Zij zouden door de acceptatie van de handreiking de pluraliteit niet afwijzen, maar erkennen.
- Kan men de verklaring niet los van de toelichting lezen? Kan men zich niet houden aan de tekst en dan de handtekening zo verstaan dat men wél de dwalingen in de Augsburgse Confessie en de Leuenberger Konkordie weert? Ten eerste gaat men dan tegen de bedoeling van de verklaring in. Vervolgens moeten we ons afvragen wat we dan doen. De consequenties hiervan strekken ver. Als gereformeerde belijders zich mogen distantiëren van de geestelijke basis van de nieuwe kerk, waarom zouden anderen dat dan niet mogen? We zeggen daarmee openlijk dat er geen eenheid van het ware geloof bestaat. De classis is dan verworden tot een platform van meningen. De kerk is dan geen kerk meer. Er blijft een vereniging over. Het is de pluraliteit in het kwadraat.
Dat in de grondleggende artikelen van de kerk waarheid en leugen naast elkaar staan, is al ongehoord. Maar dat we de vrijheid nemen om ons van de officiële leer te distantiëren, kan alleen krachtens de pluraliteit. We nemen de kerk niet meer serieus en we staan nergens meer voor. We zijn dan in de PKN zoals een vrijzinnige in de Nederlandse Hervormde Kerk is.
Ondertussen blijven we ons bewegen binnen de kaders van hetgeen de PKN als geloof belijdt. Ik moet denken aan het voorbeeld van iemand die in de trein naar Amsterdam zit en meent dat hij naar Rotterdam reist. De trein van de PKN geeft in haar grondleggende artikelen de koers aan. Met onze verklaring op zak denken we dat we een andere koers gaan. Maar we zitten wel in de trein.
- De grondvraag in de kerk dient dieper te gaan dan de vraag of we ons eigen geweten schoon kunnen houden. Het gaat in de vraag naar de kerk immers om de vraag of de kerk als kerk buigt voor het Woord van haar Koning, Jezus Christus. De ware kerk onderwerpt zich in haar publieke belijdenis aan het juk van Christus, zij stelt zich aan naar het Woord van God en verwerpt alles wat daartegen strijdt (art. 29 NGB).
Calvijn antwoordde op de diepzinnige bespiegelingen van Sadolet: „In elk geval is het niet theologisch, de mens zo uitsluitend uit te lokken tot zelfbespiegeling, dat hem niet voor alles de ijver voor de eer van God als grondslag van zijn levenspraktijk voorgeschreven wordt. (…) Het hart van een christen moet zich derhalve hoger heffen dan tot het zoeken naar en strijden om de zaligheid van de eigen ziel.” Gunning heeft dat aan het einde van zijn leven ontdekt: „Ik heb ingezien dat het juridisch handhaven van het recht der gezindheid op de bodem van het protestantisme alleszins zijn recht heeft. (…) Ik heb destijds te veel nadruk gelegd op het individuele geloofsleven en te weinig op de eer Gods, die allereerst eist dat de kerk als geheel, als lichaam, de Naam des Heeren Jezus belijde. Dat laatste deed de heer Groen, en ik had het met hem moeten doen.”
Is de handreiking een handreiking? Neen. Indien we de handreiking verstaan zoals het moderamen van de synode deze verstaat, legitimeren we met onze handtekening onder deze handreiking de pluraliteit. Indien we onze eigen uitleg aan de handreiking geven, zien we de PKN niet meer als kerk. In beide gevallen is de Naam van de Koning van de kerk in het geding. Dan kunnen we toch geen compromissen sluiten?
Het voorgaande komt tot de kern in de tekst die in de verklaring wordt gebruikt: „Indien wij ontrouw zijn, Hij blijft getrouw” (2 Tim. 2:13). Het beroep op deze woorden doet mij huiveren. Het is een heel verschil of we onze ontrouw bevindelijk inleven of kerkelijk uitleven. Kunnen we erkennen dat we kerkelijk ontrouw zijn aan God zonder met deze ontrouw te breken? Kunnen we ons in kerkelijke ontrouw kerkelijk beroepen op de trouw van God?
Laat ons onze ontrouw belijden en dan wederkeren tot de Heere. Laat ons in de gehoorzaamheid aan Zijn verbond hopen op Zijn onfeilbaar Woord, ook al gaat het door de crisis heen. Hij is machtig om uit de dood te doen herleven.
De auteur is hervormd predikant te Katwijk aan Zee.