Buitenland

Iran profiteert van onrust in Arabische wereld

Als er één land is dat profiteert van de opstanden in de Arabische wereld, dan is dat Iran. Voor het eerst in dertig jaar varen er weer Iraanse oorlogsschepen door het Suezkanaal. Al eerder verdreven de Amerikanen de grootste vijanden van Iran (de taliban in Afghanistan en Saddam Hussein in Irak). Het machtsevenwicht verschuift dus in de richting van Teheran.

Martin Janssen
12 March 2011 09:56Gewijzigd op 14 November 2020 14:04
De onrust in de Arabische wereld geeft de Iraanse regering zelfvertrouwen. De Iraanse president Mahmud Ahmadinejad ziet de opstanden als een verbetering van zijn positie in de regio. Foto EPA
De onrust in de Arabische wereld geeft de Iraanse regering zelfvertrouwen. De Iraanse president Mahmud Ahmadinejad ziet de opstanden als een verbetering van zijn positie in de regio. Foto EPA

De revolutie in Iran in 1979 leek aanvankelijk een plaatselijk gebeuren. De sjiitische ayatollah Khomeini verdreef de Iraanse sjah, en daarmee was het klaar. Het exporteren van de sjiitische revolutie naar de rest van de islamitische wereld vormde echter een kernpunt van deze agressie.

De ayatollahs in Teheran begonnen direct de Arabische regimes in het Midden-Oosten te bedreigen, maar het Iraanse gevaar werd in eerste instantie ingedamd. In het westen door het soennitische Ba’athregime in Irak en in het oosten, na 1991, door de soennitische taliban in Afghanistan. Het enige Iraanse succes in deze jaren was het oprichten van de sjiitische Hezbollah in Libanon.

Laat het nu juist uitgerekend de grote vijand Amerika zijn die in 2001 een eind maakte aan het bewind van de taliban in Afghanistan, om daarna in 2003 het Iraakse regime van president Saddam Hussein ten val te brengen. Hiermee waren de twee belangrijkste obstakels uit de weg geruimd die het exporteren van de Iraanse revolutie in de weg stonden.

In deze jaren werden de contouren duidelijk van een nieuwe Koude Oorlog in het Midden-Oosten. Teheran stond lijnrecht tegenover de Arabische soennitische regimes onder leiding van Egypte en Saudi-Arabië, die de expansiedrift van een toekomstig nucleair Iran in toenemende mate begonnen te vrezen. Deze Arabische soennitische regimes wisten zich hierbij gesterkt door hun bondgenootschap met de Verenigde Staten, die zorg droegen voor hun militaire bescherming.

Vertrek

Het strategische evenwicht in de Arabische wereld is intussen aan het schuiven. De volksopstanden hebben intussen de Arabische golfstaten bereikt. Het is onrustig in Bahrein, Jemen en Koeweit. Ook Saudi-Arabië lijkt niet immuun voor de onrust in de Arabische wereld.

De westerse lezing van deze gebeurtenissen is vrij eenvoudig. Overal in het Midden-Oosten komen Arabische volkeren in opstand tegen hun dictatoriale regimes, die ze decennialang hebben geknecht en onderdrukt.

Deze lezing is niet onjuist, maar het is slechts één zijde van de medaille. Iran kijkt vanaf de andere kant naar dezelfde medaille. De Iraanse lezing luidt dat de regimes van de Tunesische president Zine Ben Ali en de Egyptische president Mubarak, net als de Arabische regimes in de golf, tot het westerse kamp behoorden, dat de Iraanse invloed in de regio probeerde terug te dringen. Iran is opgetogen dat nu het ene na het andere prowesterse regime in de regio lijkt te sneuvelen.

Iraanse leiders worden niet moe te verklaren dat de volksopstanden in de Arabische wereld een voortzetting zijn van de Iraanse revolutie van 1979, die beoogde de westerse invloed in het Midden-Oosten terug te dringen. De onrust in de Arabische wereld geeft het Iraanse regime een ongekend gevoel van macht.

Op buitenlands gebied had vooral het vertrek van de Egyptische president Mubarak voor Iran een grote symbolische waarde. Beide landen onderhielden geen diplomatieke betrekkingen. Deze werden door Teheran verbroken in 1979, nadat de Egyptische president Anwar Sadat vrede had gesloten met Israël. Bovendien verleende Egypte in dat jaar politiek asiel aan de verdreven Iraanse sjah en zijn familie, wat de ayatollahs in Teheran tot razernij dreef.

Toen Sadat in 1981 werd vermoord, eerde het Iraanse regime diens moordenaar door in Teheran een straat naar hem te vernoemen. Sadat werd opgevolgd door president Mubarak en gedurende deze periode bleven de betrekkingen tussen Egypte en Iran bevroren.

Na het vertrek van Mubarak besloot het Iraanse regime twee oorlogsschepen naar het Suezkanaal te sturen. Sinds 1981 had president Mubarak stelselmatig geweigerd Iraanse schepen het Suezkanaal te laten passeren.

Het Iraanse besluit om in deze situatie twee oorlogsschepen naar het Suezkanaal te sturen, had een dubbele bedoeling. Enerzijds was het een provocatie van Israël en het Westen. Maar anderzijds wilde Iran de positie aftasten van het nieuwe militaire regime in Egypte onder leiding van generaal Tantawi.

Het besluit van het nieuwe Egyptische regime om de twee Iraanse oorlogsschepen toestemming te verlenen om door het Suezkanaal te varen, bevat eveneens een dubbele boodschap. Zowel Iran als de Verenigde Staten kunnen concluderen dat het nieuwe Egypte een andere politieke koers vaart. Dat zal Iran tot tevredenheid stemmen, maar de Verenigde Staten te denken geven.

Het gebeuren met de schepen in het Suezkanaal vormt een bewijs dat het machtsevenwicht in het Midden-Oosten is veranderd ten gunste van Iran. In deze context is het veelzeggend dat Rusland op dezelfde dag dat de Iraanse oorlogsschepen het Suezkanaal passeerden, verklaarde het Turkse voorstel te steunen om de economische sancties tegen Iran te verlichten.

Koninkrijk

De situatie aan de andere zijde van het Midden-Oosten, aan de Perzische Golf, is veel gevaarlijker en biedt Iran meer mogelijkheden. In tegenstelling tot Tunesië, Egypte en Libië leven er in alle Arabische golfstaten belangrijke sjiitische gemeenschappen (in Bahrein vormen sjiieten zelfs een meerderheid). Reeds lang werd vermoed dat Iran deze sjiitische minderheden misbruikte, om onrust te zaaien aan de Perzische Golf. Hierbij heeft Iran vooral het Saudische koninkrijk op het oog.

Hier zijn drie redenen voor. Ten eerste is Saudi-Arabië de belangrijkste westerse bondgenoot in de golfregio. Ten tweede bepaalt Saudi-Arabië als belangrijkste olieproducerende land in belangrijke mate de oliepolitiek binnen de Organisatie van Olie Exporterende Landen (OPEC). Toen na het begin van de onlusten in Libië dat land de olieproductie met 500.000 vaten per dag verminderde, verklaarde Saudi-Arabië meteen de eigen productie te verhogen, om de olieprijs stabiel te houden. De felle kritiek van Teheran op dit Saudische besluit geeft het nieuwe zelfvertrouwen van het Iraanse regime aan.

De derde reden waarom Saudi-Arabië zo belangrijk is voor het Iraanse regime is religieus van aard en betreft het leiderschap in de islamitische wereld. Mekka en Medina (de twee belangrijkste heilige steden binnen de islam) liggen op Saudisch grondgebied. Dat geeft het land een leidinggevende rol binnen de islamitische wereld. Terwijl het revolutionaire regime in Teheran die plaats sinds 1979 voor zichzelf opeist.

Het zelfvertrouwen van Iran blijkt ook uit zijn binnenlandse politiek. De meedogenloosheid waarmee het Iraanse regime sinds juni 2009 binnenlandse protesten onderdrukt, doet niet onder voor de wreedheid van het Libische bewind. Het regime durfde het echter niet aan om de leiders van de Iraanse oppositiebeweging te arresteren. Recentelijk werd echter bekend dat zowel Mussavi als Karubi was opgepakt, wat internationaal slechts leidde tot enkele zwakke protesten.

Wreedheid

De Iraanse opmars in de regio lijkt op het eerste gezicht niet meer te stuiten. Maar ook de Russische revolutie erodeerde van binnenuit, wat uiteindelijk een einde maakte aan de communistische expansie vanuit de Sovjet-Unie.

De sjiitische revolutie is aan dezelfde slijtage onderhevig. Ook de Iraanse staat implodeert van binnenuit. Het Iraanse regime ziet de revoltes in de Arabische wereld als een directe vrucht van de sjiitische revolutie van 1979, maar diezelfde opstanden keren zich als een boemerang tegen het Iraanse regime zelf. De regering in Teheran heeft haar populariteit compleet verloren.

Het Westen werd volkomen verrast door de revoltes in de Arabische wereld en zijn rol lijkt beperkt te zijn tot die van hulpeloze toeschouwer. De westerse wereld kan de regie weer in handen krijgen door de breed gedragen Iraanse protestbeweging net zo krachtig te steunen als de demonstranten in Tunesië en Egypte.

De val van het prowesterse regime van de Iraanse sjah in 1979 betekende een zware slag voor het Westen, en vooral voor Israël. Maar in hetzelfde jaar werden ook de Camp Davidakkoorden gesloten, waardoor Egypte de belangrijkste westerse bondgenoot in de Arabische wereld werd.

Gezien de massale protestbeweging in Iran is de kans reëel aanwezig dat ditzelfde scenario zich in omgekeerde richting herhaalt. In Egypte lijkt het prowesterse tijdperk voorbij, maar dit kan worden gecompenseerd door het verdwijnen van het antiwesterse regime in Teheran. Voor het Midden-Oosten kan dit stabiliteit brengen en evenwicht op de oliemarkten. Dit vereist echter wel strategisch denken in westerse hoofdsteden.


Revolutie in Rusland

Toen de bolsjewieken in 1917 in Rusland via een revolutie de macht grepen en een eind maakten aan het regime van de Russische tsaar, kon niemand de wereldwijde gevolgen vermoeden. Wat begon als een lokale revolutie zou eindigen in de bipolaire wereldorde van de Koude Oorlog.

Achteraf kan men twee conclusies trekken. Ten eerste dat de ideologie van de bolsjewieken revolutionair was en dat het uitdragen en verspreiden van deze ideologie een kernpunt ervan vormde.

De tweede conclusie luidt dat het Westen er nooit in geslaagd is deze communistische ideologie te overwinnen. Het gevaar ervan werd afgewend doordat deze ideologie implodeerde.

Dit zijn twee belangrijke lessen die ter harte dienen te worden genomen om de Iraanse revolutie van 1979 en haar impact op de juiste wijze te kunnen beoordelen.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer