Strenge controles op de ‘vrijwilligersgift’
Voor kerken en andere goede doelen is de inzet van vrijwilligers belangrijk. Zij vormen het hart van de organisatie. Deze vrijwilligers leveren hun inzet niet voor financieel gewin. Desondanks kent een aantal organisaties vrijwilligers een vergoeding toe.
Dat kan een vergoeding zijn die slechts werkelijk gemaakte kosten vergoedt (op vertoon van een betalingswijs). Het komt echter ook voor dat er een beperkte vergoeding wordt uitbetaald die niet aan gemaakte kosten is gerelateerd. Dan is er eerder sprake van een algemene vergoeding.
Vrijwilligers kunnen er vanzelfsprekend ook voor kiezen af te zien van de vergoeding. Dat is financieel voordelig voor de organisatie en kan bovendien aantrekkelijk zijn voor de vrijwilliger. Het afzien van de vergoeding kan immers gekwalificeerd worden als aftrekbare gift. Wel moet in de aangifte rekening worden gehouden met de drempel van 1 procent en het maximum van 10 procent.
Steeds meer vrijwilligers maken gebruik van deze fiscale mogelijkheid, niet alleen voor het afzien van kostenvergoedingen, maar ook ter zake van de algemene vergoeding. De Belastingdienst beoordeelt de aftrek van met name de laatste categorie van ‘vrijwilligersgiften’ scherp. Belastingplichtigen krijgen hierover brieven en de staatssecretaris van Financiën heeft in dit kader al Kamervragen beantwoord. Zowel in de brieven als in de beantwoording komen de regels aan de orde om te beoordelen of de vrijwilligersgift inderdaad aftrekbaar is.
De regels vloeien voort uit het wezen van de giftenaftrek. Er is immers pas sprake van een gift als de vrijwilliger de organisatie uit vrijgevigheid heeft bevoordeeld, ten koste van zichzelf (de belastingplichtige moet ‘verarmen’). Bij de giftenaftrek voor het weggeven van de vergoeding voor getoonde inzet worden in dit kader de volgende regels gesteld:
De organisatie heeft de ANBI-status (dat geldt altijd bij het claimen van de giftenaftrek).
De organisatie heeft een regeling getroffen waardoor de vrijwilliger in aanmerking komt voor een vergoeding.
De organisatie heeft voldoende financiële middelen om de vergoeding daadwerkelijk uit te kunnen betalen.
De organisatie heeft de bedoeling de vergoeding daadwerkelijk uit te betalen.
De vrijwilliger moet zelf kunnen kiezen of hij de vergoeding al dan niet ontvangt, en of hij deze dus aan de organisatie schenkt.
Het tekenen van een vrijwilligersverklaring is dus niet altijd voldoende. Er kan wel gebruik worden gemaakt van een verklaring, maar daarin moet duidelijk zijn dat de vrijwilliger uit vrije keuze afziet van de vergoeding waar hij of zij recht op heeft.
In de praktijk ontvangen vrijwilligers die giftenaftrek claimen van de Belastingdienst soms een standaardbrief waarbij de aftrek van de ‘vrijwilligersgift’ wordt geschrapt. Zo kreeg ik een brief onder ogen die genoemde en nog een aantal extra voorwaarden stelde. Vervolgens werd besloten met de algemene opmerking dat niet aan de voorwaarden werd voldaan. Dit is vrij onzorgvuldig, want de Belastingdienst concreet aan moeten aangeven aan welke van de voorwaarden niet wordt voldaan. Bovendien werd in de brief gesteld dat álle vrijwilligers recht zouden moeten hebben op een vergoeding voor getoonde inzet. Op zichzelf begrijpelijk, maar toch wel erg vergaand: want waarom zou een organisatie er niet voor mogen kiezen om vrijwilligers die veel of regelmatige inzet tonen een vergoeding te betalen, terwijl dit niet geldt voor de vrijwilligers die beperktere inzet tonen? Bij kerken komt dit in de praktijk vaak voor.
Los van de giftenaftrek is van groot belang dat er wel sprake moet zijn van vrijwilligerswerk. De vergoeding per persoon mag dus niet boven de 150 euro per maand uitkomen. Bovendien mag de vergoeding op jaarbasis niet meer dan 1500 euro bedragen. Indien er sprake is van een vergoeding per uur, mag deze niet meer bedragen dan 4,50 per uur (voor vrijwilligers van 22 jaar en jonger is dit 2,50 per uur). Wanneer een van deze limieten worden overstegen, is de organisatie in beginsel loonheffing verschuldigd. De vrijwilliger zelf riskeert een extra aanslag inkomstenbelasting.
Nog even terug naar de giftenaftrek: is het zinvol als organisaties hun vrijwilligers actief gaan benaderen voor het fiscale voordeel van de vrijwilligersgift? Wie zijn vrijwilligers nog helemaal niet vergoed, zou met dit doel een vergoedingsregeling en een fiscaal voordeel kunnen opzetten. Maar dat kan wel tot financieel nadeel leiden voor de instelling, omdat de vrijwilligers zoals gezegd er daadwerkelijk voor moet kunnen kiezen om niet af te zien van de gift. Fiscale overwegingen mogen naar mijn mening dus nooit de enige reden zijn om een vergoedingsregeling met de keuze van een vrijwilligersgift in te voeren.
Anderzijds, een instelling die om haar moverende redenen al een vergoedingsregeling heeft, kan haar vrijwilligers wel vragen om af te zien van de vergoeding. Maar ook dan moet overwogen worden of de vrijwilligers niet net zo goed benaderd kunnen worden voor een extra gewone gift. Discussie met de fiscus ligt dan minder voor de hand.
De auteur is werkzaam bij de belastingadviespraktijk van PwC. Reageren aan scribent? fiscaliteiten@refdag.nl