Economie

Waarom het debat rond megastallen zo megavaag is

Hij leverde de afgelopen tijd stof voor een megadiscussie: de megastal. Een maatschappelijk debat moet nog voor de zomer helderheid scheppen over de vraag of hij wel of niet moet worden toegestaan. Het is te hopen dat dat debat niet verzandt in geharrewar rond definities en gegoochel met cijfers.

Ellen van de Beek
5 March 2011 14:15Gewijzigd op 14 November 2020 13:58
Foto Dennis F. Beek
Foto Dennis F. Beek

De term megastal bestaat al even, maar het afgelopen jaar werd hij erg vaak gebezigd door veel verschillende groepen. Door milieuorganisaties. Door actievoerende burgers. Door boeren. Door Provinciale Staten. Door de Partij voor de Dieren. Door staatssecretaris van Economie, Landbouw en Innovatie Bleker.

De politiek zwichtte vorig jaar voor het maatschappelijk protest onder leiding van het actiecomité Megastallen Nee. Provinciale Staten van Noord-Brabant besloten op 19 maart 2010 geen bouw van nieuwe megastallen meer toe te staan. Ze maakten een uitzondering voor al op stapel staande stallen, maar scherpten vervolgens in de loop van het jaar de bouwcriteria telkens opnieuw aan. Dat leidde tot een ingewikkeld en emotioneel steekspel tussen Brabantse boeren, gemeenten en de provincie.

In de aanloop naar de Statenverkiezingen van deze week werd de megastal tevens een veelvuldig gehanteerd politiek wapen, wat de kwestie er niet helderder op maakte. Staatssecretaris Bleker besloot uiteindelijk op 11 februari een maatschappelijk debat te organiseren. Voor de zomer moet dat afgerond zijn, in oktober stuurt Bleker een visie op de dierhouderij naar de Kamer.

Het ingewikkelde aan de discussie over de intensieve veehouderij –want daar is de megastal de meest in het oog springende exponent van– is dat het begrip ”megastal” nogal onderhevig lijkt aan inflatie. Boeren, burgers en actiegroepen bedoelen niet altijd hetzelfde als ze ”megastal” zeggen. Zo bleek uit een onderzoek van NIPO in opdracht van Milieudefensie twee weken geleden dat 56 procent van de Nederlanders tegen megastallen is. Maar Hans Huibers, voorzitter van de Zuidelijke Land- en Tuinbouworganisatie (ZLTO), plaatst kritische kanttekeningen bij de wijze van enquêteren van Milieudefensie.

De in de enquête aangevoerde argumenten om tégen te zijn, –dierenwelzijn, belasting van natuur en milieu, mogelijke effecten op de volksgezondheid– zijn nu precies de argumenten waarom veehouders hun bedrijven juist willen vernieuwen en moderniseren, zegt hij. „Met het antwoord op de vraag vóór of tegen de megastal zeg je niet zo veel”, aldus Huijbers vorige week in een opinieartikel in het Brabants Dagblad. Een nee tegen modernisering is in zijn ogen een ja voor veroudering.

Complicerend is tegelijkertijd dat de diverse groepen schermen met cijfermateriaal, maar daarvoor niet allemaal uit dezelfde bron putten. In 2005 waren er 95 megastallen, berekende onderzoeksgroep Alterra. Milieudefensie kwam in januari met een aantal van 242 veefabrieken zijn. Fractieleider Thieme van de Partij voor de Dieren nam dat aantal aanvankelijk over. Maar vorige week sprak ze van 575 megastallen. En eveneens vorige week bleek uit cijfers van het Centraal Bureau voor de Statistiek dat Nederland 649 megaveebedrijven telt.

Daarnaast is er nog een verschil tussen een megastal en een megabedrijf. Een megabedrijf kan meerdere stallen hebben, maar die hoeven niet allemaal ”mega” te zijn (zie kader).

Ziekmakend systeem

De feiten rondom megastallen liggen gecompliceerd en genuanceerd. Met die realiteit maak je geen vrienden, als belangengroep. Het publieke debat vraagt doorgaans om puntige meningen en snelle quotes die de burger boeien. De vraag is of dan altijd recht gedaan wordt aan de werkelijkheid. Het debatje dat Bleker en Thieme vorige week voerden in het tv-programma Pauw & Witteman, is in dit verband exemplarisch.

„Wat is een megastal eigenlijk precies?” vroeg Paul Witteman aan Thieme. „Een potdichte, steriele stal”, legde Thieme uit. „Een ziekmakend systeem voor mensen en dieren.” En pats, daar zwenkte de camera alweer naar een ernstig knikkende Bleker, die beaamde dat er zeker een grens moet komen aan ongebreidelde groei, maar dat groter bepaald niet slechter hoeft te zijn. „Als de maat der dingen maar aansluit bij het land.” Ja ja, knikte Witteman. Waarna de discussie verder meanderde.

Het gíng aan de tafel wel over megastallen, maar feitelijk vertelde zowel Bleker als Thieme in dat uur maar een fractie van het hele verhaal. Logisch, een dergelijk programma leent zich niet voor uitvoerigheid. Alleen moest de kijker thuis het daar wel mee doen voor dat moment.

Thieme noemde een potdichte, steriele stal een „ziekmakend systeem.” Maar volgens columniste en landbouwkundige Louise O. Fresco is in een megastal de CO2-uitstoot per dier lager dan in een conventionele stal, zo schreef ze woensdag in haar blog voor NRC. Die uitstoot kan ook nog eens aanzienlijk dalen in gesloten systemen – in de potdichte stal dus, waar Thieme over sprak. De vraag is: Wie heeft er gelijk? En wat is beter?

De megastal, zegt Fresco verder, is de uitkomst van een decennialange ontwikkeling naar efficiëntie en naar lagere kostprijzen per product. Dat leidt onherroepelijk tot industrialisering, tot grote, uniforme eenheden. En dat wekt afkeer op. „Het beeld van de moderne zeug of kip die nauwelijks ruimte heeft en wordt gevoed door computergestuurde machines, met de boer als manager op afstand, contrasteert met wat de meeste mensen humaan achten”, aldus Fresco.

Een megastal komt uit onderzoek niet systematisch naar voren als een dieronvriendelijker omgeving dan stallen van een andere schaal, zegt Fresco. Maar het debat gaat voornamelijk over de perceptie, over „het dier dat in mensenogen ‘ongelukkig’ lijkt, omdat het niet vrij rondloopt”, schrijft de landbouwdeskundige.

„Al die antibiotica wordt gewoon over de kippen heen gesprenkeld”, zei Thieme bij Pauw & Witteman met een gezicht waarop afschuw te lezen stond. Bleker keek al even ernstig en was het in dezen helemaal met haar eens. Het preventief toedienen van grote hoeveelheden antibiotica aan dieren is inderdaad een serieus probleem, erkent ook Fresco. „Maar ook vrijlopende dieren en dieren in de biologische veehouderij lopen kans op ziekten, misschien wel meer kans, door besmetting via de bodem en de lucht”, nuanceert ze.

En dan is er nog het economische perspectief. Het is de vraag of een verbod op megastallen in Nederland direct resulteert in een meer verantwoorde vleesconsumptie bij de consument. Erg happig is die er nog niet op om meer te betalen voor zijn schnitzeltje, blijkt keer op keer uit onderzoek. Er is vrij verkeer van goederen en diensten tussen landen in Europa, dus de kans is groot dat de productie zich dan simpelweg verplaatst naar Poolse megastallen bijvoorbeeld.

Met andere woorden: er staan in het complexe vraagstuk bio-industrie meerdere doelen naast elkaar en een prioritering is daar niet een-twee-drie in aan te geven. Wat is belangrijker? Dierenwelzijn of kiloknallervlees? Import vanuit buitenlandse megabedrijven of het voortbestaan van het Nederlandse gezinsbedrijf?

Prioriteiten

Ook de geschiedenis leert dat het debat rond de bio-industrie extreem lastig is. Het kostte de vroegere ministers van Landbouw reeds hoofdbrekens. Het lukte minister van Landbouw Braks in de jaren tachtig al niet de uitgedijde varkensstapel en het groeiende mestoverschot aan te pakken, zijn opvolgers Bukman, Van Aarsen, Apotheker en Brinkhorst slaagden daar evenmin overtuigend in.

De laatste keer dat de politiek het thema intensieve veehouderij maatschappijbreed op de agenda zette, was in 2003, toen toenmalig minister van Landbouw Veerman een nationaal debat organiseerde. „De komende vijf jaar moeten stappen worden gezet die het fundament voor de toekomst leggen”, sprak hij destijds in deze krant.

Anno 2011 lijken dezelfde problemen nog levensgroot. Bleker weet dus waar hij aan begint met zijn aangekondigde maatschappelijk debat. Behoefte aan helderheid is er zeker, bij iedereen, maar het zal geen gemakkelijke klus worden om dit najaar met een duidelijke visie te komen die genoeg concrete handvatten biedt om mee aan de slag te gaan. Er is veel gezegd door heel veel mensen, en het is een vrijwel onmogelijke taak om op basis van een dergelijke ongelijksoortige uitwisseling van meningen een heldere conclusie te trekken. En het debat zal straks alleen nog maar breder worden.

Om wérkelijk wat te veranderen en om de discussie niet opnieuw te laten verzanden, moet de maatschappij het debat in elk geval voeren op basis van eensluidende definities, feiten en cijfers. Daarnaast is het zaak voor Bleker om na afloop een visie op te stellen met duidelijke prioriteiten. Het is de vraag of de staatssecretaris de meerderheid weet te overtuigen van de juistheid van de conclusies die hij straks trekt, en van de vervolgstappen die dan nodig zijn. En áls de Nederlandse maatschappij het dan eind dit jaar in het gunstigste geval roerend eens is over de toekomst van de megastal, mag de discussie nog een niveau hoger gevoerd worden. In Brussel, met de 26 andere EU-lidstaten.


Wat is een megastal?

In veel rapporten wordt voor een megastal als ondergrens 500 Nederlandse Grootte Eenheid (NGE) aangehouden. Een NGE is een maat waarmee de economische omvang van agrarische activiteiten wordt weergegeven. Concreet komt 500 NGE overeen met ongeveer 415 koeien, 2000 zeugen, 12.500 vleesvarkens, 185.000 legkippen of 360.000 vleeskuikens op één locatie. Ook Wakker Dier gebruikt deze cijfers, net als de land- en tuinbouworganisatie LTO. GroenLinks gaat uit van een grens van 300 NGE.

Uit een analyse die het Centraal Bureau voor de Statistiek maakte, blijkt dat er op dit moment 649 bedrijven zijn die groter zijn dan 300 NGE. Daarvan staan er 254 te boek als gespecialiseerd melkveebedrijf en 22 als kalvermesterij. Verder zijn er 248 varkensbedrijven, 70 pluimveehouderijen en nog enkele tientallen bedrijven met combinaties van varkens en pluimvee. Vier geitenbedrijven zijn groter dan 300 NGE. In totaal telt Nederland 3790 agrarische bedrijven die groter zijn dan 300 NGE. Het overgrote deel hiervan houdt zich bezig met tuinbouw.

Lang niet alle veebedrijven die groter zijn dan 300 NGE hebben ook megastallen van die omvang. Tussen 2001 en 2010 zijn in de intensieve veehouderij bouwvergunningen verleend voor 88 stallen die groter zijn dan 300 NGE. Het ging vooral om zeugenhouderijen: 60 stuks, naast 19 vleesvarkensstallen en 8 stallen voor legkippen.

In de intensieve veehouderij is er vaak sprake van meerdere locaties per bedrijf. Op bedrijfsniveau kan het dan gaan om een bedrijfsomvang groter dan 300 NGE, maar per locatie en/of stal hoeft de omvang niet mega te zijn.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer