In haar periode als hoofdaanklager van het Joegoslavië-Tribunaal, van 1999 tot 2007, had Del Ponte al „serieuze aanwijzingen” dat Kosovo-Albanezen in 1998/99 handelden in organen van Serviërs, maar zij kreeg geen aanklacht rond. Zij uitte haar frustraties hierover in haar in 2008 gepubliceerde memoires, La caccia (De jacht, in Nederland verschenen onder titel Mevrouw de aanklager).

Del Ponte’s landgenoot Dick Marty schreef een rapport over orgaanhandel in Kosovo dat de Raad van Europa in december publiceerde. Hij vond aanwijzingen dat de huidige premier van Kosovo, Hashim Thaçi, en andere voormalige leiders van het Kosovo-Bevrijdingsleger (U€K) erbij betrokken waren. Die hebben het verwijt woedend van de hand gewezen.

Volgens Del Ponte is het nu een kwestie van politieke wil dat er ook een gedegen internationaal justitieel onderzoek komt naar de aantijgingen: „De EU is nu aan zet, en de Amerikanen zouden moeten helpen.” Zij zelf zou het onderzoek voortvarend kunnen leiden, onder meer vanwege haar goede kennis van het dossier en haar contacten, aldus Del Ponte.

Zij was tot voor kort ambassadeur van Zwitserland in Argentinië. In die functie snoerde het ministerie van Buitenlandse Zaken in Bern haar de mond voor wat uitspraken over het Joegoslavië-Tribunaal betreft. „Nu praat Carla Del Ponte weer”, aldus de Neue Zürcher Zeitung dinsdag.