Over de grens van je eigen gezin
„Vrijwilligerswerk is belangeloos. Het legt bovendien niet de druk op je gezin die een betaalde baan mij zou geven.” Marina Knulst-Westerink uit Nunspeet is verpleegkundige. De terminale thuiszorg ligt haar na aan het hart. Bovendien is ze samen met haar man en haar kinderen gastgezin.
Benjamin probeert vanuit de box duidelijk te maken dat de wereld daarbuiten veel verleidelijke kanten voor hem heeft en dat hij ondertussen uitgekeken is op het speelgoed om hem heen. Zijn moeder geeft hem een doosje met rozijntjes, die hij met een stralende lach in ontvangst neemt.
„Het is fijn om naast je gezin iets te doen te hebben”, zegt Marina Knulst, moeder van twee zoons en twee dochters. De oudste is 12 jaar, de jongste anderhalf. Rustig en helder formuleert ze haar antwoorden. „Het voegt iets toe. Je kijkt even over de grenzen van je eigen bestaan heen, dat vind ik heel belangrijk. Je mag mijns inziens niet zo in je eigen gezin opgaan dat je de wereld om je heen verliest.”
Met een blik op haar jongste zoon roert ze bedachtzaam haar koffie. „Het voordeel van vrijwilligerswerk is dat je niet dezelfde verplichtingen hebt als bij een betaalde baan. Voor mij gaat mijn gezin voor. Ik zou er grote moeite mee hebben om oppas voor de kinderen te moeten regelen omdat ikzelf wil werken. Het is een keuze, en ik realiseer me heel goed dat die voor iedereen anders kan liggen. Ik ben ook blij als moeders bereid zijn voor de klas staan omdat er anders geen leerkracht is, om iets te noemen.”
Marina begon met een dag per week als secretaresse te werken bij het Venster in Nunspeet. Het Venster is een door Marina bedachte naam voor een stichting die zelfstandig wonende ouderen onder andere met terminale zorg, alarmering, bezoeken en maaltijden in staat stelt zo lang mogelijk thuis te blijven wonen. „Ik ben verpleegkundige, maar het was een uitdaging. Ik haalde mijn typediploma en vond de administratie leuk. Toen de terminale zorg werd opgezet, voelde ik me meteen betrokken vanuit mijn vakgebied. Het is dankbaar en zinvol werk. Als er zieken zijn, werk ik van vrijdag- op zaterdagnacht. Dan kan ik zaterdagmorgen slapen en neemt mijn man Sjaak de zorg voor het gezin op zich. De laatste maanden waren er overigens nauwelijks hulpvragen op het gebied van de terminale zorg. Dan mis ik dat eigenlijk wel.”
Op de vraag of dit werk te maken heeft met haar geloofsovertuiging antwoordt Marina bevestigend. „De zorg voor je naaste zie ik als een bijzondere opdracht, die vloeit onlosmakelijk voort uit je levensovertuiging. Ik moet daarbij altijd aan Matthéüs 25 denken, waarin het gaat om de opdracht te herbergen en te voeden. Je moet dan uiteraard iets zoeken dat bij je eigen talenten en mogelijkheden past. Voor mij is dat de zorg. Sjaak, mijn man, corrigeert Engelse bijbellessen die mensen in Ghana maken. Het kan overigens in heel kleine dingen zitten, bovendien moet het aansluiten bij je gezinssituatie.
Ik weet dat je in de zorg voor anderen altijd tekortschiet, maar het verplegen ’s nachts heeft soms heel bijzondere gesprekken opgeleverd. Het is een onbegrijpelijk wonder als mensen over de pijn van hun lichaam mogen heen zien en er zelfs naar verlangen te sterven. Dat laat een onvergetelijke indruk achter, van zo’n ziekbed kom je gesterkt terug.
„Natuurlijk maak je ook het omgekeerde mee. Dat men er niet over wil praten of dat zelfs niet meer kan. Dat respecteer ik uiteraard, je hoeft ook niet altijd woorden te gebruiken. Ik kom er als vrijwilligster, niet om te evangeliseren. Voor mezelf is het heel ontspannend om in de stilte van de nacht te werken, naast iemand te gaan zitten. Overdag heb je altijd de drukte van het gezin. Als ik thuiskom uit mijn werk, kijk ik er weer met een frisse blik tegenaan.”
De rozijntjes zijn op. Buiten de box ruimt Benjamin alvast de koffiekopjes op. In de keuken aangekomen ontdekt hij dat een trommel met snoepjes niet alleen muziek maakt, maar ook nog eens open kan. „Behalve de terminale zorg zijn we gastgezin. Dat hebben we in overleg met de kinderen besloten. Je moet er vooral samen achterstaan, zoiets kun je niet alleen.
We krijgen elke maand een jongetje te logeren via Helpende Handen, een vereniging voor gehandicaptenzorg van de Gereformeerde Gemeente. Het is voor de kinderen goed om te leren dat ze moeten delen en je hoopt natuurlijk dat ze op deze manier oog voor anderen krijgen. Het gaat heel goed. We hadden verwacht dat het wennen zou zijn, maar tussen onze gast en onze jongste dochter klikt het vanaf het begin. Als hij komt, gaan ze meteen spelletjes met elkaar doen. Dat is voor ons ook genieten natuurlijk.”
Dit is het negende en laatste deel van een serie portretten over de veranderende positie van de vrouw in de gereformeerde gezindte.