Tuinkers groeit op vlas en drinkt bronwater
’s-GRAVENZANDE – Zo ben je nog een tuinkerszaadje, en zo ben je klaar om de wereld in te gaan. Tuinkers doet daar maar vijf dagen over. Hij groeit dan ook op een bedje van vlas, waar hij bronwater te drinken krijgt.
Zo gaat het althans bij Biostar in ’s-Gravenzande, een bedrijf dat zich heeft gespecialiseerd in tuinkers. Of eigenlijk: in kerssoorten en kiemproducten, waarvan tuinkers er een is (en goed is voor 95 procent van de omzet). Biostar kweekt ook daikonkers, rucolakers, purperkers en mosterdkers, die stuk voor stuk wel wat bekender mogen worden – vindt Biostar.
Tuinkers kennen veel mensen van vroeger, toen ze als kind in de klas hun eigen tuinkers mochten zaaien en een paar dagen later konden opeten, op een beschuit bijvoorbeeld. De groente –een plantje dat gegeten wordt als het zo’n 5 centimeter hoog is– past ook goed bij kaas, zegt Daniëlle van Zanten van Biostar. En bij salades.
Van Zanten werkt met vier andere familieleden in het bedrijf. Haar vader, Henk Overkleeft, begon ermee in 1991. Overkleeft nam een tuinkerskwekerij van 600 vierkante meter over, en startte met twee man personeel.
Inmiddels beslaat de kwekerij 22.000 vierkante meter. Inclusief Overkleeft en zijn familie werken er vijftien mensen. Ze zorgen ervoor dat er jaarlijks 800.000 tot 1 miljoen dozen de deur uitgaan bij Biostar. In één doos zitten tien bakjes (à 20 gram) aan kerssoorten.
Waar gaat al die tuinkers heen? Het leeuwendeel gaat naar supermarkten en de export, vertelt Daniëlle van Zanten. „Er komt veel tuinkers terecht in landen als Scandinavië, Oostenrijk, Zwitserland en Duitsland. En we leveren ook aan natuurwinkels; dat zal zo’n 10 procent van het totaal zijn.”
De tuinkers van Biostar wordt biologisch geteeld. Dat betekent dat de plantjes niet groeien op een voedingsbodem waar steenwol in zit, maar op een bodem van vlas, dat biologisch afbreekbaar is. Gunstig is ook dat het materiaal veel vocht vasthoudt en niet uit elkaar valt. Van Zanten: „Die bodem hebben we in de jaren 90 laten ontwikkelen via de universiteit van Berlijn.”
Daarnaast maakt Biostar gebruik van een bron van 50 meter diep waaruit het water voor de tuinkers komt. De plantjes drinken bronwater dat wordt verkregen via omgekeerde osmose, een manier van waterzuivering. In de kassen is geen belichting; de kerssoorten groeien gewoon op buitenlicht. Dat kost dus geen elektriciteit. Het betekent alleen dat de tuinkers er ’s winters vijf tot zes dagen over doet om 5 centimeter hoog te worden, terwijl het ’s zomers sneller gaat: vier tot vijf dagen. De dozen waarin verpakkingen en andere benodigde materialen binnenkomen, worden gerecycled. Biostar ontving belangrijke certificaten rond duurzaamheid en voedselveiligheid: van Skal, GlobalGap en IFS Higher Level.
Tuinkers is „ontzettend gezond”, zegt Van Zanten. „Er zit vitamine C, calcium en ijzer in. Veel mensen weten dat niet. En ook niet dat rucolakers heerlijk is op een tomaatje met mozarella, en dat mosterdkers goed smaakt bij zalm.”
De tuinkers van Biostar zit niet altijd in een doosje van Biostar. Het bedrijf levert ook aan Albert Heijn; dan zit de tuinkers in een bakje met Puur & Eerlijk erop, een eigen merk van de supermarktketen met aandacht voor duurzaamheid. Jumbo en Plus verkopen de Biostarproducten onder de naam Bio+.
Het is waar dat iedereen tuinkers in zijn vensterbank kan kweken, erkent Van Zanten. Maar professioneel telen vraagt wel bepaalde voorwaarden. „Bij ons is de kwaliteit constant. De plantjes groeien gelijkmatig, ze zien er mooi uit. Ze staan in kassen met een hoge luchtvochtigheid en temperatuur.” Belangrijk is het soort zaad. „Dat wordt speciaal voor ons geteeld. We hebben het wel eens bij een andere leverancier gehaald, en toen kregen we tuinkers met allerlei sprieten.”
Om tuinkers te promoten, presenteert Biostar zich op diverse consumentenbeurzen, zoals Gezond Leven, BioVak en de Libelle Zomerweek. Daarnaast ontwikkelt het bedrijf folders met recepten en achtergrondinformatie.
Het kleine gewas heeft al een hele carrière achter de rug. Het verhaal gaat dat de oude Egyptenaren al tuinkers teelden – op kamelenpoep, vertelt Van Zanten. De Romeinen brachten de plantjes mee naar Europa, en veel later namen zeelui tuinkerszaadjes mee op VOC-schepen. Het hoge vitamine C-gehalte kwam de zeelui wel van pas. Inmiddels, in de 21e eeuw, blijkt dat tuinkers lekker is in een aardbeienshake, eventueel met yoghurt.
„We vroegen kinderen: wat zouden jullie doen met tuinkers? Wat vinden jullie lekker? Zij kwamen met die shake, en hebben die op de plaatselijke braderie verkocht.”