Ds. Tuinier: Water van doop droogt nooit op
HAAMSTEDE – „Belijdenis doen is onlosmakelijk verbonden aan de doop,” zei ds. D. W. Tuinier vrijdag in Haamstede. „Je doet belijdenis omdat je gedoopt bent.”
De predikant van de gereformeerde gemeente te Aagtekerke sprak vrijdagavond tijdens de eerste bijeenkomst van de +16-winterconferenties 2011 van de Jeugdbond Gereformeerde Gemeenten. Het thema van de tweedaagse conferenties is dit jaar ”Tot belijden geroepen. Heilige Doop, Belijdenis, Heilig Avondmaal”. Na Haamstede volgen Dordrecht, Soest, en Apeldoorn. De winterconferenties voor +21 gingen vrijdag van start in Dordrecht. Hierna volgen Haamstede, Amerongen en Nunspeet.
Ds. Tuinier gaf aan dat het een voorrecht is om gedoopt te zijn. „In de doop heeft God Zijn hand op je gelegd en gezegd: „Je hoort bij Mij. Ik zonder je af van de wereld en breng je binnen de kring van het genadeverbond. Ik wil hebben dat je Mij dient en lief hebt. Ik heb daar recht op.””
De doop betekent niet automatisch dat het goed is in de verhouding met God, aldus ds. Tuinier. „Je bent als een kind des toorns op de wereld gekomen, ontvangen en geboren in zonden. Een nieuwe geboorte uit God is noodzakelijk. Dat is het werk van Gods Geest.”
De predikant vroeg de jongeren om niet te makkelijk te denken over de doop. „Wees werkzaam met je doop. Kom met je gedoopte voorhoofd bij de Heere. Laat het Hem zien. Je hebt grond om tot Hem te gaan. Het water droogt nooit op. Dat blijft geldig, je leven lang. Smeek de Heere of Hij met Zijn Geest wil vervullen wat Hij jou in de doop toezegt.”
Doop en belijdenis horen bij elkaar, zei ds. Tuinier. De doop verplicht immers om als christen te leven en Gods Naam te belijden in woord en daad en levenswandel. Als jongeren belijdenis doen, nemen ze daarmee hun doop van hun ouders over. De Heere vraagt ook dat gedoopte jongeren zich bij de kerk voegen. De predikant haalde artikel 28 van de Nederlandse Geloofsbelijdenis aan, waarin staat dat allen schuldig zijn zich bij de kerk des Heeren te voegen en zich daarmee te verenigen. „Die eis moet toch zwaar wegen?”
Hij gaf aan te begrijpen dat jongeren in een spanningsveld terecht kunnen komen. „De Heere is niet tevreden met een belijdenis die je alleen met de lippen uitspreekt. Dat is niet genoeg. Hij ziet naar waarheid. Daar heb je nu het spanningsveld: aan de ene kant moet het, aan de andere kant is er jouw onmogelijkheid: niet te kunnen en toch te moeten. Voel je de klem? Probeer deze klem niet weg te redeneren maar laat het je in de nood voor de Heere op de knieën brengen. Daar wil Hij je hebben. De Heere is de nooit beschamende Rotssteen. Hij wil geven wat Hij eist en wat jij mist. Bij Hem is een nooit te ledigen volheid. Het is niet tevergeefs als je de Naam van de Heere aanroept.”