Troost
1 Petrus 4:18
„Indien de rechtvaardige nauwelijks zalig wordt, waar zal de goddeloze en zondaar verschijnen?”
Indien nu een bedroefd kind van God wilde denken: Ach, ik moet veel lijden. Mijn plagen zijn alle morgen nieuw. Ik ondervind lijden zonder getal en ben met veel verdrukkingen en zware verzoekingen als overladen. Doch dat alles zou ik nog graag lijden, indien mij door bekommering het hart niet nog zwaarder gemaakt werd. Ik denk dan dat het misschien een bewijs is dat God mij niet liefheeft en dat al het lijden dat ik in de wereld verduren moet niets dan straf op mijn zonden is. Dat het merktekenen zijn dat ik in ongenade bij God gevallen ben. Weet, oprecht kind van God, dat gij in uw gedachten zeer ver van de weg afgedwaald bent. Gij hebt God in oprechtheid bemind en in het geloof aan de Heere Jezus vastgehouden. U hebt niet opgemerkt dat de rechtvaardigen door veel verdrukkingen en tegenspoeden behouden worden. Weet gij niet dat wij door vele verdrukkingen moeten ingaan in het Koninkrijk van God?
Bedenk, kind van God, sla uw oog eens een weinig in Gods heiligdom en zie Abraham, Mozes en Elia en vele anderen. Wat hebben zij veel verdrukkingen moeten verduren.
Coenraad Mel, predikant te Hersfeld (”De nauwelijks behouden rechtvaardigen”, 1745)