„Zondag in Vroege Kerk geen rustdag”
LEIDEN – Een rustdag: dat was de zondag in de Vroege Kerk bepaald niet. „Dat stond gelijk aan zelfmoord. Er werd gewoon gewerkt.” Dr. W. H. Th. Moehn hield dinsdag in Leiden het eerste van zes colleges over twintig eeuwen theologiseren over sabbat en zondag.
De Gereformeerde Bond in de Protestantse Kerk belegt de colleges vanuit de leerstoel geschiedenis van het gereformeerd protestantisme. In het eerste college besprak dr. Moehn de relevantie van het thema en behandelde hij de eerste vier eeuwen van het christendom.
Het was onmogelijk om in die eeuwen rustdag te houden, zei de predikant uit Hilversum. „Christenen hadden vaak geen hoge positie op de maatschappelijke ladder. Ze konden zich niet veroorloven het werk neer te leggen. Bovendien was het christendom tot de vierde eeuw een verboden godsdienst. Samenkomsten werden waarschijnlijk ’s morgens vroeg of laat in de avond gehouden. Niet de rust, maar de eredienst, met Christus als middelpunt, was belangrijk.”
De predikant noemde een aantal „hete hangijzers bij het sabbatsgebod.” Het gebod is het enige in de decaloog dat noch in het Nieuwe Testament, noch door de vroegchristelijke kerk werd herhaald. En het is volgens hem de vraag of sabbatswetten van het Oude Testament gelden voor de zondag.
Maatschappelijk gezien hangen zaken als de Winkeltijdenwet en de 24 uurseconomie nauw samen met opvattingen over de zondag. Dr. Moehn haalde de Zondagswet uit 1953 aan, waarin staat dat er op zondag geen storende geluiden mogen worden geproduceerd in de buurt van kerkgebouwen en dat er pas na 13.00 uur evenementen mogen worden gehouden. „Houdt deze wet het nog? In het bruisende hart van Hilversum, bij de Kerkbrink, zie ik wat anders.”
Theologen zijn het erover oneens of de zondag aangewezen of gekozen is. Ze beroepen zich behalve op historische bronnen op Bijbelteksten.
In de regeerperiode van keizer Constantijn werd de zondag als rustdag ingevoerd. Volgens dr. Moehn ontstond een maatschappelijk probleem: „Hoe krijg je zo’n dag zinnig ingevuld? Toen de kerk staatskerk werd, heeft ze verantwoordelijkheid gevoeld voor het hele rijk. Bisschoppen onderzochten oudtestamentische sabbatsgeboden op hun bruikbaarheid. Heiliging kreeg een verplicht karakter.”
In de vierde en de vijfde eeuw kwam er een stroom literatuur op gang met een detailbeschrijving van de ”do’s en dont’s” van de zondagsinvulling.
Volgens dr. Moehn is de rust van de sabbat over de zondag gelegd en zijn de sabbat en de zondag in elkaar geschoven. „Daarin zijn sporen van anti-Joods denken te zien.”
„Hooghartig”, kwalificeerde een bezoeker dinsdag. Een ander: „Het is een begin van de vervangingstheologie.”
Drie teksten, drie jaartallen
Centraal in het christelijk denken met betrekking tot de zondag staan drie teksten, zei dr. W. H. Th. Moehn dinsdag in Leiden. En drie jaartallen waren belangrijk om de zondag ingang te laten vinden in het Romeinse Rijk.
Dr. Moehn noemde de veertigdagentijd –de dagen voor Pasen– als gebruik om bij elkaar te komen. Na acht dagen, aldus Johannes 20, komen de apostelen weer samen.
Het apart houden van geld voor de collecte moet volgens 1 Korinthe 16 –de eerste tekst– gebeuren op de eerste dag van de week. In Handelingen 20:7-12 houdt Paulus een samenkomst in de avond, wordt er brood gebroken, gepreekt, en zijn er lampen aan. In de derde tekst krijgt de zondag een naam. In Openbaring 1:10 is Johannes op Patmos, op de „dag des Heeren.”
De zondag kreeg pas officiële erkenning in het jaar 321. Keizer Constantijn riep de zondag uit als rustdag in het Romeinse Rijk. De dag verving de vele feestdagen als rustdagen. De zondag had toen nog geen specifiek christelijk karakter. Constantijn isoleerde met deze daad de Joden in zijn rijk en won de christenen voor zich in. In 313 werd het christendom geoorloofd en in 380 staatsgodsdienst.
Omdat prof. dr. G. van den Brink een studieverlof in de Verenigde Staten doorbrengt, wordt zijn jaarlijkse collegereeks in Leiden waargenomen door dr. Moehn.