Politiek tussen naïviteit en cynisme
Het was een typerend moment in het Kamerdebat over de Kunduzmissie, afgelopen donderdagmiddag. GL-fractievoorzitter Sap vond dat het kabinet meer civiele, juridische deskundigen met de missie mee moet zenden dan de vijf die de regering in gedachten had. „Hoeveel dan?”, vroeg iemand. „Een mannetje of tien, twintig”, opperde ze. „Nee”, preciseerde ze zichzelf: „Exáct twintig.”
Dat moment in het debat toont in de eerste plaats de gretigheid waarmee GroenLinks en ChristenUnie deze week de situatie uitbuitten dat het kabinet hen nodig had om tot een Kamermeerderheid te komen. Beseffend dat er zonder hen geen Kunduzmissie zou komen, gingen zij tot het uiterste in het opschroeven van hun eisen. Of het kabinet ook dit nog even kon garanderen, of de regering ook dat nog even zwart op wit kon zetten en of de betrokken ministers ook die en die toezegging nog even van de Afghaanse autoriteiten konden lospeuteren.
Dat gedrag geeft enerzijds blijk van te waarderen politieke slimheid, maar is anderzijds niet zonder risico’s. Door het overvragen van een kabinet kan een oppositie bij de regeringspartijen zoveel weerstand oproepen dat zij de kans om over enige tijd nóg eens flink te oogsten aanzienlijk verkleint.
Saps eis van „precies twintig” civiele experts onthult in de tweede plaats een zekere naïviteit in de houding van de kleine oppositiefracties. Natuurlijk zijn GroenLinks en ChristenUnie niet gek. Zij beseffen best dat papier geduldig is, dat de weerbarstige Afghaanse werkelijkheid zich niet zomaar laat sturen vanuit keurige Nederlandse vergaderzaaltjes, en dat allerlei van het kabinet afgeëiste „garanties” in de rauwe realiteit van Kunduz als sneeuw voor de zon kunnen verdampen. Maar toch…
Toch maakten GroenLinks en ChristenUnie zich, door zich zó gedetailleerd te bemoeien met de precieze vormgeving van de politietrainingsmissie, uiterst kwetsbaar voor het verwijt van politieke naïviteit. In feite was het voor Kamerleden als Timmermans (PvdA), Van Bommel (SP) en Brinkman (PVV) donderdagmiddag voortdurend prijsschieten. Gretig hakten zij erop in als Sap en Voordewind weer een of andere toezegging van het kabinet hadden afgedwongen. „Denkt mevrouw Sap nu werkelijk dat wij via allerlei afspraken kunnen voorkomen dat deze Afghaanse politiemensen straks worden ingezet in de strijd tegen de Taliban? Het is daar óórlog, mevrouw Sap. Ze zijn daar aan het knokken!”, sarde een zichtbaar van het debat genietende Timmermans.
Toch was, goed beschouwd, de opstelling van de grootste oppositiepartij, de PvdA, politiek en moreel gezien veel en veel zwakker dan de opstelling van de kleintjes. Want waar GroenLinks en ChristenUnie, maar ook D66 en SGP, hun stinkende best deden om binnen de begrenzingen van deze aardse werkelijkheid alles te doen wat hun hand vond om te doen, keken PvdA, SP en PVV met de handen op de rug toe. „Wij waren tegen, zijn tegen en blijven tegen.” Van enig constructief meedenken of het aandragen van serieuze alternatieven was bij hen geen sprake.
Terecht merkte Sap dan ook op dat waar haar en andere Kamerleden naïviteit werd verweten, haar tegenstanders inzake hulp aan Afghanistan blijkbaar tot „cynisme” waren vervallen. „Zo’n cynische houding van: je kunt daar toch niets bereiken, wil ik in de politiek niet innemen. GroenLinks heeft passie voor Afganistan en wil het verschil maken.”
Doordat de PvdA die constructieve lijn niet koos en geen overtuigend alternatief wist te bieden, miste zij de afgelopen weken volledig de boot. Want er gebeurt momenteel nogal wat in Den Haag! Er spelen zich aan het Binnenhof ongekende taferelen af. Het is in de landspolitiek lang geleden, zo die tijd er ooit is geweest, dat oppositiefracties zó konden meeregeren, dat zij met hun inbreng zóveel konden bereiken. Sap en Voordewind grepen hun kans, maar de PvdA liet het allemaal aan zich voorbij trekken.
Dat de PVV, als het om internationale verplichtingen gaat, met het lichtje uit op de wc blijft zitten, is jammer, maar past tot op zekere hoogte bij Wilders en de zijnen. Maar dat de PvdA het nieuwe tijdsgewricht niet aanvoelt en niet deelneemt aan dit feest van de democratie, valt lastig te begrijpen. Hier was nu bij uitstek de „uitgestoken hand” van Rutte, waarover hij in zijn regeringsverklaring sprak. Maar Cohen wilde of kon die hand niet grijpen.