Cultuur & boeken

Rachel Visscher schrijft boek over bevindelijk Genemuiden

Op zijn achttiende nam de vader van Rachel Visscher afscheid van het bevindelijk gereformeerde milieu waarin hij opgroeide. Jaren later, als een oom plotseling overlijdt, gaat Rachel terug naar het stadje van haar vader. „Om te peilen hoe het was gesteld met het geloof binnen de orthodoxe kerken.”

25 January 2011 08:15Gewijzigd op 14 November 2020 13:25
Foto Sjaak Verboom
Foto Sjaak Verboom

In ”Zwarte dauw” doet Rachel Visscher (Rotterdam, 1982) verslag van de zoektocht naar haar wortels. Hoewel ze de naam van het stadje van haar (groot)ouders zorgvuldig vermijdt, wordt al snel duidelijk dat het om Genemuiden gaat. Visscher sprak er met verschillende mensen, vooral met leden van de plaatselijke gereformeerde gemeente, maar ook met mensen uit andere kerken en met onkerkelijken.

Visscher studeerde geschiedenis, Italiaans en antropologie. Ze schrijft toneelstukken en literaire verhalen. ”Zwarte dauw” is volgens de uitgever haar debuut in de literaire non-fictie. De term ”literair” is waarschijnlijk gekozen om bij voorbaat kritiek op het geschetste beeld de kop in te drukken. Want Visscher is bepaald niet als een historicus of antropoloog te werk gegaan. Het „fascinerende portret van een verborgen gemeenschap” is vooral het product van haar eigen vooringenomenheid.

Dat Visscher niets begrijpt van de wereld waarin haar vader opgroeide, is haar niet kwalijk te nemen. Het geeft wel aan hoe ingrijpend de gevolgen zijn als mensen de kerk vaarwel zeggen. De eerstvolgende generatie heeft er al geen idee meer van waar het in het in het christelijk geloof om gaat. Dat Visscher als buitenstaander een poging doet om een portret van een bevindelijk’gereformeerde gemeenschap te schilderen, is op zichzelf ook niet bezwaarlijk. Het kan geen kwaad om in de spiegel te kijken die anderen (andersdenkenden) ons voorhouden.

Maar kwalijk is wel dat Visscher geen enkele moeite heeft gedaan om zich in de bevindelijk gereformeerde wereld te verdiepen. Het heilig avondmaal omschrijft ze in een voetnoot bijvoorbeeld als een ritueel waarbij „gelovigen elkaar te kennen geven wie een nieuw hart van God heeft ontvangen en zich bekeerd beschouwt.” In het hoofdstuk ”Bekeerd of niet bekeerd” wordt dat ook als de kern van dit sacrament gezien: „Na deze handelingen lijkt het alsof er een siddering door de ruimte trekt. Opnieuw een stilte. De gelovigen in de kerk zijn in bekoring. Het Heilig Avondmaal heeft zich voltrokken. Wie bekeerd is en wie niet is vandaag duidelijk geworden.”

Vaak lijkt het erop dat het plaatselijke dialect Visscher parten heeft gespeeld. Ze noteert wat ze denkt te horen, maar verzuimt na te trekken of ze het ook werkelijk begrepen heeft. Als ze slechts een Bijbel in de Statenvertaling bij de hand had gehad, zouden er al heel wat verhaspelingen niet in druk verschenen zijn. Zoals „Met koren van goedertierenheid heb ik u getrokken.” Of: „Dit volk nadert tot Mij met Mijn lippen.” Of: „O, dorstige man” (uit Jes. 55). Ook bij veel citaten kunnen vraagtekens worden gezet. Het komt mij onwaarschijnlijk voor dat iemand van de vrouwenvereniging van de gereformeerde gemeente in Genemuiden „O hemeltjelief” uitroept als er een verhaal over de watersnoodramp wordt voorgelezen. En heeft de predikant van de gereformeerde gemeente zich echt hardop afgevraagd of engelen echt zijn „of onderdeel van een verhaal”? En heeft hij zich werkelijk vergeleken met de engelen die Lot in Sodom kwamen opzoeken? Visscher noteert uit zijn mond: „Zo werk ik ook als dominee. Als ik door een grote stad loop, zie ik de vreemdste mensen. Jongeren met paars haar en felgekleurde kleren. Ik zie ook mensen in donkere kleding, vrouwen met lange rokken. Dat zijn mensen van onze gemeenschap. Als dominee ontdek ik hen direct in de mensenmassa. Die mensen zijn mijn schapen die ik bescherm.”

Jammer dat Visscher haar tekst niet even heeft voorgelegd aan iemand die de wereld waarover zij schrijft van binnenuit kent. Aan de contacten in Genemuiden zal het niet gelegen hebben, ze was bij veel mensen meer dan welkom. Wellicht voelde ze aan dat de manier waarop ze over hen schreef haar niet in dank zou worden afgenomen. Want uit de manier waarop ze mensen karakteriseert blijkt haar vooringenomenheid. Bertus ziet er „sinister” uit. Geerten is „trots” op de manier waarop hij door God is stilgezet. En als hij zegt dat zijn hart pastoraal uitgaat naar homo’s, „veinzen zijn ogen medelijden.” Annie heeft waterige ogen en ouderling Verheiden onderdrukt een zelfingenomen lachje. De ogen van de predikant „bestuderen niet, nee, verdenken.” Visscher suggereert vaak dat ze precies weet wat er in mensen omgaat. Daarbij veralgemeniseert ze graag. „Altijd zijn er de meedogenloze blikken van anderen.” „Met gebogen hoofd, steevast een wantrouwende blik in hun ogen” wandelen kerkgangers naar de kerk. En: „roddels en lasterpraatjes slingeren zich van huis tot huis.”

Visscher heeft niet in de gaten dat er verschil is tussen religie en (dorps)cultuur. Veel zaken die ze terugvoert op het bevindelijk gereformeerde geloof zijn in werkelijkheid onderdeel van de lokale volksaard. Doordat die zaken door elkaar worden gehaald, ontstaat er een vertekend beeld, een antropologe onwaardig.

Al lezende vraag je je af wat Visscher nu eigenlijk heeft bezield om dit boek te schrijven. Heeft ze ontdekt dat schrijven over ”zware gereformeerden” een hot item is? Denkt ze een kaskraker te scoren door bestaande vooroordelen te bevestigen en aan te scherpen? Als Visscher (tot haar grote opluchting) weg is uit Genemuiden krijgt ze een mailtje van haar contactpersoon Maria. Zij vraagt of ze met de „Gereformeerde Jeugd” mee gaat bowlen. Visscher moet dan erkennen: „Die vorm van hartelijkheid is er vaak in de families in strenge gemeentes. Ik moet dat niet vergeten.”

Het is jammer dat Visscher dat tijdens het schrijven van dit boek kennelijk wel is vergeten. Veel mensen die ze in Genemuiden sprak zullen zich in ”Zwarte dauw” niet kunnen herkennen, zich soms zelfs bedrogen voelen. Dat zij buitenstaanders voortaan met een gezonde dosis wantrouwen zullen tegemoettreden, komt dan voor rekening van Visscher zelf.

Het zou goed zijn als Rachel Visscher haar huiswerk overdoet – maar ik vrees dat ze daarvoor te veel deuren heeft dichtgegooid.

Zwarte dauw, Rachel Visscher; uitg. Augustus, Amsterdam, 2011; ISBN 978 90 457 0184 4; 172 blz.; € 16,95.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer