Statenverkiezingen geven extra dimensie aan debat over missie
DEN HAAG – Het draagvlak voor militaire missies is in de Kamer doorgaans groter dan bij kiezers. Partijen die donderdag toch voor de uitzending naar Kunduz stemmen, riskeren in maart stemmenverlies.
Slechts 24 procent van de bevolking is voor de missie, heeft Maurice de Hond gisteren gepeild. Bijna 70 procent is tegen. Alleen bij het CDA en bij de VVD zijn de voorstanders in de meerderheid. Bij alle andere partijen –over de SGP zijn geen cijfers beschikbaar– is de verhouding omgekeerd.
Het percentage tegenstanders is het hoogst bij GroenLinks: 79 procent. Maar ook de achterban van de ChristenUnie staat er niet positief tegenover. Zowel uit de peiling van De Hond als uit een enquête zaterdag door het Nederlands Dagblad blijkt dat de meerderheid tegen de nieuwe missie is. Velen twijfelen aan het nut van de missie of maken zich zorgen over de veiligheid van de Nederlandse militairen.
Op de traditionele vriendendag van de ChristenUniefractie konden partijleden zaterdag met fractievoorzitter Rouvoet en Kamerlid Voordwind in gesprek over de voorgenomen uitzending. De politici hoorden tal van vragen („Kunnen we de Afghanen niet hier trainen?” En: „Geloven wij in de Amerikaanse strategie voor Afghanistan?” En: „In welk schuitje zijn we terechtgekomen?”) en kritische opmerkingen („Het is volkomen belachelijk te denken dat wij van 170.000 analfabeten een goede politieorganisatie kunnen maken.” En: „Wij kunnen niet onze westerse waarden overdragen aan mensen die in een middeleeuwse clancultuur leven.”).
Steun voor de missie kwam van de kant van oud-ambassadeur Van der Tempel. „Dankzij de NAVO kunnen wij in vrijheid leven. Wij moeten bereid zijn daarvoor iets terug te doen en daarom de NAVO-missie steunen.”
Voordewind merkte na afloop op dat hij nog nooit heeft meegemaakt dat een meerderheid van de achterban meteen akkoord ging met een militaire missie. Hij en Rouvoet beloofden de leden hun vragen en opmerkingen „mee te wegen.”
Ze behielden zich echter uitdrukkelijk de ruimte voor de missie toch te steunen. „De fractie maakt uiteindelijk een keuze”, aldus Rouvoet. „Wij zijn gekozen om beslissingen te nemen. We houden ons niet doof voor geluiden uit achterban of samenleving. Als wij anders zouden besluiten dan onze achterban, dan doen we dat naar eer en geweten. Dan hebben we antwoorden gekregen die voor ons reden zijn om wel akkoord te gaan.”
Dat de ChristenUnieachterban huiverig staat tegenover de missie, komt helemaal overeen met het landelijke beeld. Uit de eerdergenoemde peiling van De Hond blijkt dat de meerderheid van de Nederlanders ertegen is. Dat was ook al zo bij de vorige missie naar Afghanistan. TNS NIPO becijferde in 2005 dat slechts 27 procent van de mensen het kabinetsvoorstel steunde om vanaf 2006 twee jaar lang militairen naar Uruzgan te sturen.
Toen die missie in 2007 werd verlengd, kon dat opnieuw niet rekenen op draagvlak onder de bevolking. Een ruime meerderheid (70 procent) verzette zich daartegen.
Het lijkt erop dat de Kamer, ondanks alle slagen die nog om de arm worden gehouden, ook nu zal instemmen met de beoogde missie. Dat de Kamer inzake missies doorgaans anders besluit dan de bevolking zou doen, komt omdat de volksvertegenwoordigers met een andere bril naar de werkelijkheid kijken dan de doorsneeburger. Ze hebben een bredere blik op alle belangen die ermee zijn gemoeid, wegen die anders en beschikken over meer informatie.
Toch doet de Kamer er goed aan meer rekening te houden met de gevoelens onder de burgerij, betoogde prof. dr. J. van der Meulen enige tijd geleden. De hoogleraar militairmaatschappelijke studies constateerde dat de politiek slechts af en toe „lippendienst bewijst aan de zorgen van de bevolking. De politiek zou juist structureel moeten ingaan op het belang van een missie en de zorgen die daarover leven.”
De bekende militaire strateeg Carl von Clausewitz zei ooit dat men wel veldslag na veldslag kan winnen, maar de strijd uiteindelijk toch zal verliezen als maatschappelijke steun ontbreekt.
Zo vlak voor de Provinciale Statenverkiezingen krijgt het geringe draagvlak onder de bevolking nog een extra dimensie: partijen wier achterban tegen is maar die toch voor stemmen, riskeren op 2 maart een afstraffing. Dat maakt de afweging voor met name GroenLinks en ChristenUnie deze keer nog lastiger.