Streven naar kerkelijke eenheid niet meer van deze tijd
Het streven naar volledige institutionele eenheid van kerken is niet meer van deze tijd, signaleert prof. dr. James Kennedy. Hij voert een pleidooi voor ”contrasterende gemeenschappen”.
We leven in een ontkerkelijkte cultuur waar het streven naar kerkelijke eenheid geen prioriteit meer heeft. Christenen kunnen elkaar over de muren van hun kerken heen prima vinden. Internet en de sociale media hebben daarin een grote rol gespeeld. De kerkverbanden zijn niet meer nodig om effectief met elkaar samen te werken.
Er zijn nog altijd mensen die de kerk het gebrek aan eenheid verwijten, maar dat zijn meestal mensen die vroeger persoonlijk hebben geleden onder de verdeeldheid of die een stok zoeken om de kerk mee te kunnen slaan. Christenen zelf lijken er nauwelijks onder te lijden. De wens om te streven naar institutionele eenheid is voor het eerst in een millennium op dit continent niet langer een impliciet of expliciet ideaal.
Bovendien leven we in een netwerksamenleving, met een voorkeur voor diffuse organisaties en een ambivalentie tegenover vaststaande structuren. Sommige individuele christenen verenigen zich liever in huiskerken dan in een kerkverband en nemen initiatieven op eigen houtje, zonder belemmerd te hoeven worden door de regels die gelden binnen een kerkverband. Het ideaal van volledige institutionele eenheid lijkt dus achter de horizon te verdwijnen, maar nieuwe vormen van geestelijke eenheid zijn dichterbij dan ooit. Dit is een echt winstpunt, bereikt juist door het feit dat de kerk is gemarginaliseerd en gefragmentariseerd.
Hoe kan deze gefragmentariseerde, lokale kerk echter een transformerende gemeenschap zijn? In mijn boek ”Stad op een berg” heb ik betoogd dat de kerk zich vooral moet positioneren als ”contrasterende gemeenschap”, waarin zij door de kwaliteit van haar gemeenteleven, de levensstijl van haar leden en haar afwijkende visie een voorbeeld kan zijn voor de rest van de samenleving. Ik heb getracht dat kort uiteen te zetten in het boek, door nadruk te leggen op de kerk als gemeenschap van zorg en liefde, waar mensen een levendige belangstelling hebben voor elkaar en zorg bieden in nood.
Ik leg dus nadruk op de praktijk als vorm van getuigenis. En daarmee plaats ik kanttekeningen bij de behoefte om te willen spreken in de samenleving. Het is belangrijker dat de kerk laat zien dat zij een contrasterende gemeenschap is, dan dat zij de waarheid spreekt en haar profetie verkondigt in de samenleving. Natuurlijk kom je er niet met alleen de praktijk en soms is het goed dat de kerk in de wereld spreekt. Maar vanuit de hoogte spreken over onderwerpen waar de lokale kerken nauwelijks bij betrokken zijn geweest, kan niet.
Dit is geen principiële afwijzing van de sprekende kerk. Het bestaan van de kerk brengt impliciet of expliciet een oordeel over ‘de wereld’ met zich mee, en daar hoort spreken bij. Maar hoe doelmatig of geloofwaardig is dit spreken? We leven in een tijd en in een maatschappelijke context waarin het getuigenis van individuele gelovigen vaak meer kracht heeft dan dat van kerkelijke leiders omdat zij ‘authentieker’ zijn. Antoine Bodar en Andries Knevel voegen meer toe aan de dialoog tussen kerk en wereld dan de Nederlandse bisschoppen of de synode van de Christelijke Gereformeerde Kerken. In een tijd en plaats waar het individu functioneert als maatstaf, wordt het meest geluisterd naar individuele stemmen. Daar zouden de kerken hun voordeel mee kunnen doen. Dit gebrek aan belangstelling voor het spreken van kerkelijk instanties beklemtoont de noodzaak om in je spreken ‘authentiek’ te zijn door zo veel mogelijk je boodschap te bekrachtigen door concrete voorbeelden uit de zichtbare kerk.
Dit alles zal wel de vraag oproepen: Is dit nu de christelijke eenheid? Christenen zouden meer moeten verlangen, dat geef ik toe. Maar misschien is het toch wel meer dan het lijkt. Het is belangrijk dat Nederlandse kerken in deze tijd kennisnemen van elkaar, van wat andere kerken aan het doen zijn en wat ze daarvan kunnen leren. Dit vraagt een sterke en aanhoudende oecumenische oriëntatie, dat we andere kerken niet te snel afschrijven omdat ze niet voldoen aan de geijkte voorwaarden. Maar het is zaak dat we in toenemende mate van elkaar leren hoe onze gemeente beter een contrasterende gemeenschap kan zijn.
Zal dit de rol van de kerk in de samenleving vergroten, zodat „het oecumenische gist de internationale wereld revolutionair zal veranderen?” Niet onmiddellijk; het is een opdracht van de lange adem. Wij worden geroepen tot een ander leven en God zal uiteindelijk bepalen of Hij Zijn zegen geeft. Ik ben er wel van overtuigd dat de manier waarop de kerk de wereld kan transformeren, niet in de eerste plaats gaat via de institutionele oecumene, maar via de parochie en de gemeente, die in hun diepe gemeenschap met elkaar beseffen dat zij er voor de wereld zijn.
De auteur is hoogleraar Nederlandse geschiedenis aan de Universiteit van Amsterdam. Deze bijdrage is een verkorte versie van de oecumenelezing die hij vandaag in Utrecht uitsprak ter gelegenheid van de Gebedsweek voor de Eenheid.