Langstudeerders aanpakken: een oplossing zonder probleem
De overheid creëert het probleem van de langstudeerders om bezuinigingen van een beleidssausje te voorzien. Dat heeft een prijs, waarschuwt prof. dr. F. A. van der Duyn Schouten.
Om Griekse toestanden te voorkomen heeft de Nederlandse overheid zich een bezuinigingsdoelstelling van 18 miljard euro opgelegd. Over de omvang bestaat weinig verschil van mening; wel over de vraag waar deze bezuinigingen moeten worden gevonden. Het kabinet wil weliswaar het onderwijs bij deze operatie zo veel mogelijk buiten schot laten, maar geheel zonder kleerscheuren komt het ministerie van OCW er niet van af.
Als de conclusie eenmaal is getrokken dat een bezuiniging op onderwijs onontkoombaar is, dan is de keuze om vooral het hoger onderwijs aan te spreken niet onlogisch. De kwaliteit in het basis- en het voortgezet onderwijs staat immers al sterk onder druk. Goede universiteiten baseren op middelmatig voortgezet onderwijs is als het bouwen van een penthouse op een flat uit de jaren zestig.
Daarnaast is er internationaal een trend waarneembaar om studenten via leenstelsels meer te laten bijdragen aan hun opleiding in het hoger onderwijs. De bachelor-masterstructuur, die inmiddels overal in Europa gemeengoed is geworden, biedt mogelijkheden om de lastenverschuiving vooral te leggen bij het laatste deel van de studie, de masteropleiding.
De discussie over deze bezuinigingsoperatie wordt in hoge mate gecompliceerd omdat er zo nodig ‘beleid’ aan moet worden gekoppeld. Kennelijk heeft het argument dat er bezuinigd moet worden zelden voldoende politieke overtuigingskracht. Altijd wordt gesuggereerd dat er diepere gedachten achter zitten. Daartoe is in dit geval de langstudeerder uitgevonden. Dat is iemand die voor het totaal van bachelor- en masteropleiding meer dan twee jaar langer doet dan ervoor staat.
Langstudeerders zijn er in beginsel in vele soorten. Er zijn studenten die hun opleiding eigenlijk niet aankunnen. Voor ieder tentamen hebben ze meerdere pogingen nodig en naarmate de studie vordert wordt het proces steeds moeizamer. Niet zelden eindigt dit in het staken van de studie, soms zelfs in het zicht van de haven. Na de introductie van het bindend studieadvies is deze categorie echter sterk geslonken en kan zij nog nauwelijks als een probleem worden gezien.
Dan zijn er notoire lanterfanters. Ze hebben geen grote moeite met de studie maar vinden dertig in plaats van zestig studiepunten per jaar al een hele prestatie. Van deze studenten heeft het hoger onderwijs echter geen buitensporige last. Ze vragen van het systeem niet meer dan snelle studenten en omdat ze langer collegegeld betalen zorgen ze ook nog voor extra inkomsten.
Ook zijn er studenten die studeren zo leuk vinden dat ze het onderste uit de studiekan willen halen. Deze categorie plant de academische loopbaan veelal zorgvuldig en laat studievertraging zelden tot boven de twee jaar oplopen. Daarmee vallen ze niet onder de definitie van langstudeerder.
Ten slotte zijn er dan nog de studenten die hun studie combineren met een deeltijdbaan en daarom langer over hun studie doen. Net als de lanterfanters vormen ook zij echter nauwelijks een extra belasting voor het systeem.
Er wordt hier dus een probleem gecreëerd om bezuinigingen van een beleidssausje te voorzien. Dat heeft overigens wel een prijs. De extra ambtenaren die OCW moet inzetten om uitvoering en handhaving van de boeteregeling voor langstudeerders in goede banen te leiden zijn niet gratis.
De gewenste bezuiniging van 180 miljoen kan ook worden gerealiseerd door voor alle studenten (gedifferentieerd voor bachelor en master) het collegegeld te verhogen en tegelijk de bekostiging van de instellingen per ingeschreven student te verminderen. Dat zou de lasten op een transparante manier verdelen en het vinden van een zondebok overbodig maken.
Los van bovenstaande problematiek zal ook een tweede masteropleiding duurder worden. Ook daartegen lijkt mij weinig in te brengen. Een tweede masteropleiding voegt alleen in bijzondere combinaties iets toe aan de vorming van een student. Het oppakken van een studie natuurkunde als de wiskundestudie is voltooid, biedt bijvoorbeeld weinig meerwaarde. Studenten die de verbreding zoeken, zouden veel meer moeten denken aan een switch na de bacheloropleiding. Hier kan nog veel winst worden geboekt, mits universiteiten bereid zijn het toelatingsbeleid tot hun masteropleidingen te flexibiliseren.
Als een student kiest voor een tweede masteropleiding om het betreden van de arbeidsmarkt nog wat uit te stellen, is de vraag gerechtvaardigd waarom de overheid voor de kosten daarvan zou moeten opdraaien. Als echter een tweede master gericht bijdraagt aan het oplossen van spanningen op de arbeidsmarkt, zoals in onderwijs en zorg, kan hiervoor bewust een uitzondering worden gemaakt. Dat heet beleid.
De auteur is directeur van onderzoeksinstituut Netspar, oud-rector magnificus van de Universiteit van Tilburg en voorzitter van de raad van toezicht van de Protestantse Theologische Universiteit.