Hulp aan Haïti moet radicaal anders
PORT-AU-PRINCE – Een jaar na de verwoestende aardbeving die Haïti op 12 januari 2010 trof, ligt het land nog altijd grotendeels in puin. Hulpverleners en analisten vragen zich intussen af of het wel ooit wat zal worden met de door armoede en politieke instabiliteit geplaagde Caraïbische staat.
De Haïtiaanse regering weet wel waarom de wederopbouw van het land niet van de grond komt. Allemaal de schuld van de internationale gemeenschap. Die zegde vorig jaar maart op een grote donorconferentie in New York maar liefst 10 miljard dollar toe om Haïti er weer bovenop te helpen. Maar ondanks die schone belofte is er nog geen 2 procent van de beloofde fondsen ontvangen, beweert Jean Renald Clérisme, een van de adviseurs van president Préval.
Bovendien vloeit volgens Clérisme veel van de financiële hulp direct naar de donorlanden terug. „Ze zéggen wel dat ze geld naar Haïti sturen, maar veel daarvan gaat op aan het betalen van deskundigen en consultants uit eigen land die thuis forse salarissen toucheren. En als het gaat om het aanschaffen van zaken voor hulpprojecten staan donors erop dat die uitgaven in hun land worden gedaan. De bevolking van Haïti ziet slechts een klein deel van de beloofde miljarden terug.”
De donorlanden leggen juist de schuld bij de corrupte Haïtiaanse ambtenarij en de slecht functionerende overheid. Staten zijn bang dat hulpgelden in de verkeerde zakken verdwijnen en niet bij de noodlijdende bevolking terechtkomen.
Dat is ook de reden waarom de hulpverlening aan Haïti de afgelopen decennia voornamelijk via niet-gouvernementele organisaties (ngo’s) is verlopen. Maar liefst 10.000 ngo’s hebben de afgelopen veertig jaar ontwikkelingswerk in Haïti gedaan, waardoor het land wel de ngo- republiek wordt genoemd.
Die structuur moet radicaal worden doorbroken, vindt prof. Robert Fatton, hoogleraar politicologie aan de universiteit van Virginia en Haïtiaan van geboorte. „Het doel moet zijn een effectieve staatscapaciteit op te bouwen. Het werk van ngo’s mag allemaal goedbedoeld zijn, maar zij zijn niet de motor die duurzame groei in Haïti kan bewerkstelligen. Ze zijn onderling verdeeld en hebben geen nationale samenhang.”
Dat gebrek aan nationale samenhang vormt de dieper liggende de oorzaak van het falen van de Haïtiaanse staat en is terug te voeren op de ontstaansgeschiedenis van het land, aldus Fatton. Haïti kwam begin negentiende eeuw tegen kolonisator Frankrijk in opstand en werd in 1804 de eerste vrije zwarte slavenrepubliek. De grote mogendheden van die tijd –Frankrijk en de Verenigde Staten voorop– stelden een embargo tegen Haïti in dat economische en sociale ontwikkeling aanzienlijk belemmerde.
Tijdens die periode van isolatie en stagnatie ontwikkelde zich een nieuwe elite die de controle over de beste delen van de beschikbare landbouwgrond overnam, waardoor een er diep verdeelde samenleving ontstond. Volgens de Haïtiaanse mensenrechtenactivist Mario Joseph is het ongelijk verdeelde landbezit het hart van de problemen in zijn land. „Het systeem hier heeft geen respect voor de armen. Een kleine elite heeft alle welvaart van het land in handen en de armen worstelen om de eerste levensbehoeften te verkrijgen, zoals schoon water, voedsel, gezondheidszorg en onderwijs.”
Ondanks die diepgewortelde verdeeldheid heeft prof. Fatton hoop op een betere toekomst voor Haïti. Daarbij is echter een maximale inspanning van de internationale gemeenschap vereist, benadrukt de hoogleraar. „De wereld zal de traditionele manier van hulp verlenen moeten veranderen. Hij zal zijn middelen moeten aanwenden om een samenhangende en functionerende staat op te bouwen. Zo’n strategie houdt zowel het faciliteren van de ontwikkeling van een effectief ambtenarenapparaat in als het kanaliseren van de buitenlandse hulp via staatsorganen.”