KAMPEN – Milieuregels reden Vierhouten Vet in 1999 fors in de wielen. Nog geen tien jaar later gaf wet- en regelgeving door de overheid het bedrijf juist een krachtige impuls. Het gereinigde frituurvet gaat nu als biodiesel de fabriek uit en de vraag naar dat product is enorm. „Voor ons was 2010 een uitstekend jaar”, aldus directeur Cees Bunschoten.
Op het fabrieksterrein hangt de karakteristieke snackbargeur. Vooral in het hart van de smelterij: een enorm bassin, waarin blauwe vaten vol gebruikte oliën en vetten dobberen. Door de hitte wordt de inhoud weer vloeibaar. Regelmatig komt een metalen net naar boven, waarmee werknemers de lege tonnen kunnen verwijderen. Na reiniging gaan die weer richting de horeca. „Je kunt zo’n smeltbak vergelijken met een enorme frituurpan”, zegt Bunschoten. „Het vloeibare vet pompen we over naar tanks. De verontreiniging vangen we af met centrifuges. Aan het eind van de lijn hebben we weer schone olie.”
Vierhouten Vet werd in 1968 opgericht door Barend Vierhouten uit Ermelo. Hij begon met het inzamelen van gebruikte olie en vetten, die hij na reiniging aan de veevoederindustrie verkocht. Tot in 1999 in Belgische kippen en eieren dioxine werd aangetroffen. De oorzaak bleek in het veevoer te liggen en de vetsmelterijen werden medeverantwoordelijk gehouden voor het drama. Het gevolg was dat gebruikte olie en vetten niet langer in veevoer mochten worden verwerkt.
Cees Bunschoten (42), sinds 2003 directeur en mede-eigenaar van Vierhouten Vet, acht het een terechte maatregel. „We krijgen het vet in alle mogelijke verpakkingen binnen, van jerrycans tot grote vaten, afkomstig van cafetaria’s tot ziekenhuizen. Het is bijna onmogelijk om de bron van een eventuele vervuiling op te sporen.”
De sluiting van de deur naar de veevoederindustrie werd gecompenseerd door de opening naar een nieuwe sector. „We zijn ons product gaan leveren aan Duitse en Oostenrijkse biodieselfabrikanten. In 2004 hebben we het bedrijf verplaatst naar de Haatlandhaven in Kampen. We hebben hier de smelterij weer opgebouwd en daarna een installatie voor de productie van biodiesel gerealiseerd. Wat ze in Duitsland doen, moeten wij toch ook kunnen.”
In 2006 was de productielijn operationeel. Aan de gereinigde olie worden methanol en een katalysator toegevoegd, om de glycerine te kunnen afvangen. „Vervolgens werken we de olie met centrifuges, speciaal filtermateriaal en een droger op tot biodiesel.”
Het proces bleek minder eenvoudig dan voorzien. „Vooral het verwijderen van de glycerine luistert heel nauw. Het heeft maanden geduurd eer we dat een beetje onder de knie kregen.”
Toen het product aan de eisen voldeed, kreeg Vierhouten Vet te maken met dumping van gesubsidieerde Amerikaanse biodiesel op de Europese markt. Bunschoten: „Uiteindelijk is alles op z’n pootjes terechtgekomen. Heel gunstig was voor ons het overheidsbesluit uit 2008 dat dieselolie voor minimaal 4 procent uit biodiesel moet bestaan. In 2009 was onze tweede productielijn klaar. Vrijwel gelijktijdig kwam de overheid met de maatregel dat van biodiesel uit reststromen geen 4, maar slechts 2 procent hoeft te worden bijgemengd. Terwijl ons product ook nog eens goedkoper is dan biodiesel uit koolzaad, soja en palm. Daardoor zijn we zeer populair bij de grote raffinaderijen. Voor ons was 2010 een uitstekend jaar.”
Elke dag produceert het bedrijf in Kampen 300.000 liter biodiesel, die per schip naar de grote afnemers wordt getransporteerd. De onderneming biedt werk aan 37 man. Daarnaast heeft de Vierhouten Groep inzamelingsbedrijven in Duitsland en België, samen goed voor zestig personeelsleden. In Nederland is de inzameling uitbesteed aan derden.
Door de opkomst van biodiesel is de prijs van gebruikt vet fors gestegen. Dusdanig dat ook de criminele sector interesse ging tonen. In 2008 en 2009 werden Nederlandse vetinzamelaars geconfronteerd met grootschalige diefstal bij hun ophaalpunten. Omdat justitie er weinig aandacht aan besteedde, namen ze een privédetective in de arm. Met succes, al zijn de zuiderburen daar minder content mee. Momenteel wordt België geteisterd door vetrovers.
Vierhouten Vet, dat een kleine 25 procent van de Nederlandse markt in handen heeft, lijdt er nauwelijks onder. Wel denkt Bunschoten na over het vergroten van de regio waarin gebruikt vet wordt ingezameld. „De vraag naar onze biodiesel is veel groter dan wat we kunnen leveren. Op termijn willen we een derde productielijn realiseren, maar dan moet eerst de aanvoer van de grondstof gewaarborgd zijn.”