Kerk & religie

„Jemima steeds meer van bevolking zelf”

Bij het christelijk tehuis Jemima in het plaatsje Beit Jala, op de Westelijke Jordaanoever bij Bethlehem, gonst het van de activiteiten. Gehandicapte Arabische kinderen en jongvolwassenen staan aan het eind van deze middag voor gebouw Eber klaar om naar huis te gaan. Anderen lopen naar het aangrenzende pand Helena. Onder hen bevinden zich Palestijnse personeelsleden en Nederlandse vrijwilligers.

tekst en beeld Alfred Muller
7 January 2011 11:25Gewijzigd op 14 November 2020 13:11
Het Helenahuis van de zorginstelling Jemima in Beit Jala. Foto Alfred Muller
Het Helenahuis van de zorginstelling Jemima in Beit Jala. Foto Alfred Muller

Veel Nederlandse christenen hebben iets met Jemima. Het Nederlandse echtpaar Ed en Heleen Vollbehr richtte de christelijke instelling op de Westoever in 1982 op omdat niemand er zich bezighield met de opvang van meervoudig gehandicapte kinderen.

Door de enorme behoefte aan zorg voor deze kinderen groeide Jemima snel. Dankzij acties van de Evangelische Omroep kon in 1987 gebouw Eber worden geopend. In 2003 volgde gebouw Helena. Het laatste pand is vernoemd naar de in 1998 overleden oprichtster.

In gebouw Helena voert een lift naar de vijfde verdieping. Daar heeft directeur Job Kloek –afkomstig uit Nederland– zijn kantoor.

Hij vertelt dat de instelling drie afdelingen heeft. Op de woonafdeling verblijven ongeveer dertig kinderen en jongvolwassenen. Enkelen van hen hebben een baan in werkplaatsen in de regio Bethlehem. Naar de afdeling voor dagactiviteiten komen zo’n dertig kinderen uit Bethlehem en omgeving. Vijf dagen per week staat een team van vrijwilligers en Palestijnse werknemers voor hen klaar, zodat ze zich maximaal kunnen ontwikkelen. De afdeling thuiszorg of ambulante zorg is opgestart omdat de vraag naar hulp bleef aanhouden.

„We kunnen nu eenmaal niet iedereen hier opvangen”, zegt Kloek. „We hebben onze beperkingen als het gaat om ruimte en financiën. Ons personeel geeft daarom ook gezinnen thuis advies en verstrekt materiaal.”

De directeur verwacht dat de focus in de toekomst zal komen te liggen op thuisprojecten en dagopvang. „Op die manier kunnen we meer mensen bereiken. Nu komt iedereen nog naar Beit Jala. Maar waarom niet één of twee klassen beginnen in een van de omliggende dorpjes? In de ambulante zorg zijn we recent gestart met het openstellen van ruimtes op locatie, waar kinderen naartoe kunnen komen. Op die manier dragen we kennis over aan de plaatselijke bevolking.”

Het aantal vrijwilligers bij Jemima is afgenomen omdat het voor hen moeilijker is geworden om een visum voor de Palestijnse gebieden te krijgen. Het Israëlische burgerbestuur –een afdeling van het leger die zich bezighoudt met burgeraangelegenheden in de Palestijnse gebieden– verstrekt de visa omdat Israël de controle heeft over alle buitengrenzen van de gebieden.

„Gemiddeld werken er hier tien mensen met een visum”, aldus Kloek, waarbij hij zichzelf meerekent. „Momenteel zijn het er zes. Van hen zijn er twee in Nederland vanwege problemen met hun visum.”

In principe kan een vrijwilliger 27 maanden in Beit Jala blijven, maar in de praktijk blijkt het moeilijk om voor die periode een visum te krijgen. Daarom bekijkt de leiding of vrijwilligers ingezet kunnen worden voor kortlopende projecten van maximaal drie maanden. Maar er zijn uitzonderingen. Sommigen –onder wie Kloek zelf– zijn erin geslaagd langer dan twee jaar te blijven.

De leiding van Jemima kijkt onder andere naar de expertise die de vrijwilligers meebrengen. Er is bijvoorbeeld een verpleegkundige die een werkvakantie van enkele weken bij Jemima doorbrengt. Een logopediste komt drie keer per jaar twee weken om een cursus te geven, de kinderen te observeren en behandelplannen te schrijven.

De Nederlanders die bij Jemima werken, kunnen naar Jeruzalem reizen, maar dat is niet altijd gemakkelijk. In de eerste plaats dienen hun papieren in orde zijn. Vervolgens moeten ze verschillende militaire controleposten passeren. Sommige laten niet altijd buitenlanders door. De ”tunnelweg”, die de Joodse nederzettingen ten zuiden van Jeruzalem met de stad verbindt. is bijvoorbeeld de ene keer wel open voor Nederlanders uit de regio Bethlehem en de andere keer niet.

Kloek gelooft dat Jemima erin geslaagd is de afgelopen jaren verder aansluiting te vinden bij de plaatselijke samenleving. „Vroeger was Jemima vooral een Nederlandse organisatie die iets deed in een gebouw in Beit Jala. Het tehuis had Nederlandse vrijwilligers en de meeste kinderen spraken Nederlands. Er begon iets te veranderen toen we met een lokaal team startten. Vandaag staat Jemima bekend als een plaatselijk tehuis voor mensen met een handicap. Het is nodig om samen te werken met lokale kerken en organisaties die op hetzelfde terrein werkzaam zijn. Het belangrijkste doel is om ons als buitenlanders overbodig te maken. Dat is een proces dat jaren duurt.”

Jemima verzorgt ook cursussen voor lokale personeelsleden. Kloek: „Er is in de Palestijnse gebieden geen speciale opleiding voor gehandicaptenzorg. De meeste mensen die hier werken, hebben een opleiding voor sociaal werk gevolgd die niet specifiek gericht is op gehandicapten. We streven ernaar de kennis op dat gebied te vergroten.”


Het aantal Palestijnse personeelsleden van het christelijk tehuis Jemima in Beit Jala, bij Bethlehem, is de laatste jaren toegenomen. Momenteel werken er vijftig Palestijnen: fulltimers, parttimers en oproepkrachten. Maar zij moeten wel worden betaald.

Daar komt bij dat andere zaken, zoals medische behandelingen, duurder zijn geworden. De inflatie liep vorig jaar op tot 4 procent.

Jemima heeft een budget van 400.000 euro per jaar. Een vaste groep donors zorgt voor een derde deel hiervan. De rest komt binnen via organisaties en kerken en giften van particulieren. Materialen voor de bouw van het tehuis waren afkomstig uit donorlanden. Jemima krijgt geen geld van plaatselijke of andere instanties in de Palestijnse gebieden. Israël steunt het werk van Jemima evenmin.

„Tot eind 2009 konden we de Palestijnse personeelsleden elke maand betalen”, laat directeur Job Kloek weten. „Soms kwam het salaris een beetje laat binnen, maar gewoonlijk was het netjes op tijd. Op dit moment hebben we problemen. Over oktober heb ik de salarissen uitbetaald: het eerste deel eind oktober en het tweede deel halverwege november. Maar begin december was ik niet in staat de lonen van november uit te betalen.”

De inkomsten zijn onder andere teruggelopen vanwege de wereldwijde recessie. Donors willen tegenwoordig ook precies weten waar hun geld naartoe gaat. „Ze houden er niet van om giften te geven voor een algemeen doel”, zegt Kloek. „We vragen hun daarom waar ze precies voor willen geven. Ze kunnen kiezen uit bijvoorbeeld ambulante zorg, aankoop van medische materialen, zoals rolstoelen, vervoer, onderhoud en verwarming.”

De directeur hoopt dat er blijvend hulp zal worden geboden – en niet alleen vanuit Nederland. „Vaak zeggen mensen in de Palestijnse gebieden: „Waarom zouden we u als buitenlandse organisatie steunen? U wordt verondersteld geld te hebben. Wij helpen alleen plaatselijke instanties.” Ik moet dan uitleggen dat we echt een plaatselijke organisatie zijn. Het bestuur in Nederland helpt ons bij fondswerving en werft vrijwilligers, maar het tehuis zelf functioneert voluit plaatselijk. De stichting in Nederland werd pas opgericht toen het echtpaar Vollbehr al was gestart met het werk in Beit Jala.”


Directeur zwaait af

Het was onlangs drie jaar geleden dat Job Kloek aantrad als directeur van Jemima. Binnenkort gaat hij terug naar Nederland. „Ik ben klaar voor de volgende stap.”

De sollicitatieprocedure voor een nieuwe directeur is inmiddels gestart. De Kloeks opvolger hoeft niet per se opnieuw een Nederlander te zijn. Het bestuur wil ook Palestijnse kandidaten de kans geven om te solliciteren. „Besloten is dat iemand met ervaring in de organisatie voorrang krijgt.”

In Nederland zal het bestuur halverwege dit jaar plaatsmaken voor een raad van toezicht. Een bestuurder geeft leiding aan het tehuis, met de directeur op locatie. De directeur legt verantwoording af aan de bestuurder en de bestuurder doet dat aan de raad van toezicht. Kloek: „Het geeft me een goed gevoel dat de organisatiestructuur is aangepast. Bestuursleden kregen te veel taken die ze in hun vrije tijd moesten doen.”

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer