Leven mennonieten vol eigenaardigheden
SHIPYARD – Wel rubberbanden onder de koets, maar niet onder de tractor: de regels van de mennonieten uit Belize zijn voor buitenstaanders soms moeilijk te begrijpen. „Ik ben gewend aan een leven vol eigenaardigheden”, zegt een inwoner.
Belize is een klein land in Midden-Amerika, ingeklemd tussen Mexico en Guatemala. Het land is een mengelmoes van Latijnse en Caraïbische invloeden, maar kent ook het hoogste percentage mennonieten ter wereld. Vier procent van de 300.000 inwoners is volgeling van de wederdoper Menno Simons uit het Friese Witmarsum.
Vanuit de Lage Landen, via het noorden van Polen, de voormalige Sovjet-Unie, de Verenigde Staten en Canada zijn er mennonietengemeenschappen in Latijns-Amerika gekomen, zoals in Paraguay, Bolivia en Mexico. De mennonieten in Belize zijn uiteindelijk via Mexico in het landje terechtgekomen. Daar stichtten ze een aantal nederzettingen: Spanish Lookout, Blue Creek en Shipyard.
Op de markt in het stadje Orange Walk, vlak bij Shipyard, zijn de mennonieten gemakkelijk te herkennen. De mannen zijn onderling inwisselbaar met hun blauwe overalls, geruite blouses en witte hoeden. Zo ook de vrouwen. Zij gaan gekleed in lange blauwe rokken met witte hoeden, met daaronder gevlochten haar.
De inwoners van Orange Walk kijken er niet meer van op. De mennonieten wonen al sinds het einde van de jaren 50 in Belize, destijds nog een kolonie van het Verenigd Koninkrijk en Brits-Honduras genoemd. De Engelse kolonisator hoefde destijds niet al te lang na te denken toen er een verzoek van een groep mennonieten kwam of ze zich in het land mochten vestigen.
De Engelsen hadden moeite met het cultiveren van de moerasachtige vlakten en de mennonieten kwamen als geroepen, temeer omdat ze bekendstaan als zeer harde werkers. De mennonieten hadden in Canada, de Verenigde Staten en Mexico een uitstekende reputatie op het gebied van landbouw en veeteelt opgebouwd. Zo arriveerden in 1958 de eerste gezinnen, afkomstig uit mennonietennederzettingen in de Mexicaanse staten Chihuahua en Durango. Ze bouwden in het noorden van Belize een nieuw bestaan op.
De meeste mennonieten die met hun handelswaren naar de markt in Orange Walk komen, doen dat per tractor. Die hoort de bevolking al van ver aankomen, omdat de tractors op ijzeren ‘banden’ rijden.
De meeste mennonieten keuren autobezit af. Als er geen tractor richting Shipyard gaat, moeten ze liften. Een lift richting Shipyard is dan ook snel geregeld en in de bak van een pick-up, samen met twee mennonieten van rond de 40, gaat de reis naar Shipyard. Een van hen is Henry Martens, geboren en getogen in Shipyard.
Shipyard heeft zo’n 2000 inwoners en is ruim opgezet. Om de 200 à 300 meter staat er een boerderij, met daarachter uitgestrekte landerijen. Het landschap is lichtglooiend. Ideaal om landbouw te bedrijven. Het is erg warm deze dag. Daarom wordt er een schaduwrijke plek uitgekozen en in de schaduw van een grote boom legt Martens uit dat hij lid is van de Old Colony Mennonite Church (Altkolonier Mennonitengemeinde), de kerk met de meeste leden binnen de Belizaanse mennonietengemeenschap.
Lid zijn van de Old Colony Mennonite Church houdt een aantal restricties in. „Alcohol is uit den boze”, zegt Martens, om er vervolgens aan toe te voegen: „Het is tijd voor een sigaret.” Hij steekt er een op. „Dit mag wel”, geeft hij aan. „Een uit de Russische tijd overgenomen gewoonte. Het is de tegenstrijdigheid die onze gemeenschap kenmerkt. Zo mogen we bijvoorbeeld wel rubber banden onder onze koetsjes hebben maar niet onder onze tractors. Die hebben ijzeren wielen.”
Martens geeft aan dat zijn gemeenschap bang is om af te glijden naar een ‘normaal’ levenspatroon. Dat geeft volgens hem wel eens fricties. „Aan de ene kant wordt ons verkondigd de vreemdeling altijd zo te behandelen zoals je zelf zou willen, omdat we zelf ook vreemdeling in Egypte geweest zijn. Maar aan de andere kant wordt er krampachtig omgegaan met contacten van buitenaf, omdat we bang zijn voor verkeerde invloeden van buitenaf.” Martens is eraan gewend en kan leven met de eigenaardigheden. „Ik woon hier al mijn hele leven, ik heb een vrouw en kinderen, een huis, een baan, ik ben gelukkig hier.”
Toch heeft de tijd ook in Shipyard niet stilgestaan, geeft Martens aan. Voor een deel blijkt dat te maken te hebben met de opkomst van de Evangelical Mennonite Mission Conference (EMMC), een evangelische stroming binnen de mennonitische gemeenschap. Die hanteert soepelere regels en heeft geen problemen met autobezit, internet en televisie. Bovendien hoeven de leden niet gekleed te gaan volgens de traditionele voorschriften en mogen ze trouwen met mensen buiten de gemeenschap. Martens: „Door de kerk waar ik zelf lid van ben, wordt gezegd dat de verkeerde invloeden nu niet alleen meer van buitenaf, maar zelfs van binnenuit komen.”
Vooral vanuit de Old Colony Mennonite Church is er wantrouwen ontstaan richting de EMMC, bevreesd als men is dat de stroming meer en meer zielen voor zich zal winnen. De radicaalste opvatting binnen de Old Colony Mennonite Church verbiedt dan ook elk contact met de EMMC. Martens geeft echter aan veel vrienden te hebben die lid van de EMMC zijn.
Een van hen is de 65-jarige David Friesen. We gaan per koetsje naar hem toe. Martens weet het ding te besturen alsof het een sportwagen is. Er wordt halt gehouden bij een kraampje waar Martens wat te drinken inslaat. „Woofäl?” vraagt hij in het Plautdietsch, een mengelmoes van 16e-eeuws Nederland en Nederduits dat nog op de mennonitische scholen onderwezen wordt. „Twee fief’n twintijch”, zegt de vrouw achter de toonbank, terwijl de flesjes cola van eigenaar wisselen. Martens: „De rolverdeling is bij ons vaak nog zeer traditioneel. De mannen spreken vaak ook Engels, Spaans of Duits, omdat dat nodig is om handel te kunnen drijven. Onze vrouwen spreken echter vaak alleen Plautdietsch.”
Friesen runt naast zijn boerderij een huisartsenpraktijk. Ondanks het feit dat hij al op zijn twaalfde van school ging, wist hij zich via cursussen te op te leiden en mag hij zich huisarts noemen. „Mijn vader was ook huisarts. Toen ik vijftien was en mijn vader voor een paar dagen naar Belize City was, kwamen er patiënten naar de post. Toen ze hoorden dat mijn vader er niet was, vroegen ze mij of ik hun kiezen wilde trekken. Dat heb ik toen gedaan en het bleek dat ik er talent voor had en het leuk vond om te doen. Zo is mijn huisartsenpraktijk ontstaan.”
De mennonieten van Belize zijn trots op hun geschiedenis, getuige een dvd die Friesen tevoorschijn haalt. „In 2008 is deze ter ere van vijftig jaar mennonieten in Belize uitgebracht. Damit dass nicht vergessen wird”, zegt Friesen in het Hoogduits. Naast het traditionele Plautdietsch spreken nog veel oudere mennonieten Hoogduits, het hedendaagse Duits. De dvd laat zien dat het in de pioniersjaren zware tijden waren. De commentator rept in Plautdietsch meerdere malen over een „schwoare tiet.” Er waren vele doden te betreuren omdat de meeste mennonieten niet gewend waren aan het tropische klimaat en geveld werden door ziekten zoals cholera en tyfus.
Kerk
Tijdens het avondeten staat er typisch mennonitisch eten op het menu. Grote hompen brood die in vettige soep gedoopt kunnen worden. „Dat komt door onze Russische geschiedenis. Daar hebben we geleerd om de lange winters door te komen en genoeg energie op te slaan. Dat komt nu nog mooi van pas, want het vult goed! Veel van onze gewoonten en gebruiken zijn een afspiegeling van onze lange reis door de eeuwen heen.”
Friesen bladert door een editie van Die Mennonitische Post, een krantje in het Duits en Plautdietsch dat tweemaal per maand wereldwijd door mennonieten te lezen is. Hij wijst op een ingezonden brief van twee jonge mennonieten die voor een goed doel per auto van Canada naar de broeders en zusters in Paraguay rijden. Hij lacht: „Altijd weer op pad, dat kenmerkt onze geschiedenis.”
Tegenover de boerderij van Friesen staat een kerk, hoewel ze van buitenaf niet als zodanig te herkennen is. Nergens ook een aanwijzing of bordje dat het hier om een kerkgebouw gaat. De Old Colony Mennonite Church gebruikt tijdens de zondagse eredienst geen muziekinstrumenten. Zoals op zondag eenvoud centraal staat, zo ook op een doordeweekse dag. Over de weg die langs de kerk loopt, komt een paard met koetsje in draf aangelopen en levert tegen de achtergrond van de ondergaande zon en het kerkgebouw een rustiek beeld op.